zaterdag 22 september 2012

In Godsnaam

Er loopt een tweet binnen op mijn 'tijdlijn' van BBC World News. Een update: er zijn vandaag al negentien doden geteld bij onlusten in Pakistan naar aanleiding van "Innocence of Muslims", het youtubefilmpje dat ondertussen voor zoveel miserie heeft gezorgd. Negentien doden, enkel vandaag, in een land dat letterlijk aan de andere kant van de wereld ligt ten aanzien van de woonplaats van de man die verantwoordelijk is voor het filmpje. Het lijkt me zinloos om hier een tirade aan zijn adres te beginnen, of om het excessieve geweld in de Arabische wereld in vraag te stellen... De man die dit filmpje produceerde zal heel goed geweten hebben wat hij aan het doen was en de verontwaardiging over zijn misbaksel is sowieso gerechtvaardigd.
Ik las deze week dat hij nu ondergedoken leeft, met weet van de Amerikaanse veiligheidsdiensten. Hij heeft zichzelf met andere woorden al gestraft met levenslange opsluiting. Voor de rest van zijn dagen zal hij van schaduw naar schaduw moeten lopen om niet opgemerkt te worden door radicale aanhangers van het geloof dat hij zo nodig wou ridiculiseren... Karma zeker?

Maar wat mij van deze hele situatie nu het meeste verbijstert, is dat dit hét wapenfeit uit het leven van deze man zal zijn. Ongeacht wat hij nu doet, ongeacht verontschuldigingen, ongeacht processen en veroordelingen of vrijspraken. Op het einde van zijn leven zal hij moeten terugblikken op het feit dat hij die man was die, uit een zelfuitgeroepen idee over vrije meningsuiting, gedreven door een al even absurd en fanatiek religieus ideaal, verantwoordelijk is voor de dood van wat in totaal een honderdtal mensen zal zijn. 
Dat kan toch nooit een succeservaring zijn. Dat maakt de jaren die hij nog voor zich heeft volkomen overbodig. Niets wat hij nu nog zal doen, zal ooit wegnemen wat hij reeds gedaan heeft. En daar dan in eenzaam isolement over moeten contempleren, elke dag opnieuw,... Wat kan vrije meningsuiting je dan schelen? Wat kunnen de youtube-kijkcijfers je dan schelen? Hij kan bovendien ook nooit aanspraak maken op de titel martelaar, want daar heb je een brede consensus binnen je eigen samenleving voor nodig, en die is niemand bereid om hem te geven. Ik nog allerminst.
De onschuld van het geloof. Wat een intrinsieke paradox. Wat een ironie. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik er aan ben ontsnapt. Hét geloof. 

Iedereen moet aan het einde van zijn leven zijn grote wapenfeiten optekenen. Of we dat nu willen of niet. Als we het niet zelf doen, doet iemand anders het wel voor ons. Op mijn tijdlijn zal geen martelaarschap staan, ik zal niet gevierd worden als een grote strijder voor de vrijheden van de mens, ik zal geen grootse vernieuwer van het religieuze denken geworden zijn, maar er zullen ook nooit op een willekeurige dag in september, aan de andere kant van de wereld door mijn toedoen negentien onschuldige mensen sterven, negentien onschuldige families huilen, negentien onschuldige goden worden aanroepen. 

Op twitter loopt mijn tijdlijn ondertussen verder vol. Mijn verbijstering over de mensheid wordt letterlijk naar beneden gedwongen door een stroom aan nieuwe berichten. Het ene bericht al banaler dan het volgende. En als ik opkijk van mijn monitor zie ik op televisie hoe er in een grootschalige talentenjacht allerlei mensen ook zo hard aan het zoeken zijn naar het grote wapenfeit van hun leven. Beroemd zijn, al is het maar voor even. Goddelijk zijn, al is het enkel in de ogen van je grootste fans: je oma en je mentaal-gehandicapte broertje. Jezelf te kijk zetten voor het hele land, iedereen mag het zien, iedereen mag oordelen, iedereen mag je uitjouwen of toejuichen. De nieuwe goden staan te trappelen aan de onderste treden van het firmament. Alleen zijn ze hun danspasjes vergeten, of zijn ze even hun overgewicht vergeten bij het uizoeken van hun outfit, ... Het zijn steeds de mindere goden die het hoogst wil klimmen. Maar goed ook, want als dit de idolen van morgen zijn, amper geletterd en zwetend van overgewicht, dan is één ding al zeker: hun volgelingen zullen geen opstanden beginnen, geen ambassades bestormen of vlaggen verbranden, dat kost moeite, dat kost energie en dat kost overtuiging... Waarden die hun idolen zelf ook niet uitstralen. De nieuwe gouden kalveren, klaar voor de slachtbank. De onschuld van het geloof. 

 "In je ene beurt, krijg je je ene kans...Alice keek ook niet achterom, op weg naar Wonderland."

dinsdag 31 juli 2012

9.00 AM - Jackie O.

Het is vrijdagochtend, ongeveer 08u00 's ochtends wanneer de wekker afgaat. Het duurt slechts enkele tellen vootdat ik besef waarom ik de wekker had gezet. Na een kwartiertje ben ik dan ook klaar om te vertrekken. Nog wat suf trek ik de hotelkamerdeur achter me dicht met enkel mijn mp3-speler en mijn metroticket bij me. Ik wandel 51st omhoog tot bij Lexington Av. en kies zorgvuldig mijn soundtrack uit voor mijn tripje naar 86th street. In de drukke metro laat ik Florence nog eens iedereen overstemmen, opgenomen in de pendeldrukte van de ochtend in de miljoenenstroom die in de ondergrondse aders van New York stroomt. Bij 86th street stap ik af en zet ik mijn weg voort naar mijn doel: het Jacqueline Onassis Reservoir in het midden van Central Park. En hoewel de stad al bruist van het leven voel je aan alles dat de dag nog goed moet beginnen.
Voor mij ligt alvast mijn eerste uitdaging van de dag: samen met een honderdtal andere liefhebbers, een aantal rondjes lopen op de 'running track' die de hele omtrek van het meer volgt. Met kinderlijk enthousiasme zet ik me aan de eerste tiental meter en loop al springend over de plassen die de storm van de voorbije nacht heeft achtergelaten. Iedereen loopt in dezelfde richting. In een stad waar elke dag tien miljoen mensen komen, heb je nu eenmaal dat soort regeltjes nodig. 

Aan de noordzijde van het meer buigt het looppad mee met de kromming van het enorme reservoir. En dan gebeurt het... vanuit mijn ooghoek zie ik over de bomen en het meer, de skyline van Manhattan opduiken. Het lopen gaat plots veel makkelijker en naarmate ik verder loop, draait het pad meer en meer in de richting van Central Park South. Over de hele breedte van het park strekt het legendarische panorama zich nu uit. Van de Citicorp tower in het oosten, via de Chrysler, Empire State, Rockefeller GE, Bank of America en 4 Times Square helemaal tot aan de trotse tweelingtorens van het Time Warner Center in het westen van de stad. De hele terugweg langs de linkerzijde van het meer lijkt veel sneller te gaan en ik start tevreden aan mijn tweede ronde. 






Het is pas tijdens die tweede ronde dat ik oog krijg voor mijn medelopers. Zoals het deze smeltkroes betaamt is ook dit gezelschap een bont allegaartje. Ik word voorbijgelopen door atletische zwarte jongens met ontbloot bovenlijf en afgetrainde jongedames in ontzettend strakke loopoutfits, en loop zelf voorbij aan puffende zwaarlijvige mannen met een roodaangelopen gezicht, snelwandelende uptowndames in assorti sportmerken en anorextische oma's die al schuifelend nog wat extra kilo's kwijtspelen. 'Thanks man!', lach ik vriendelijk naar de parkmedewerkers die als eerste taak van de dag de plassen aan het wegborstelen zijn van het loopparcours. 'No problem, you're welcome!'. 
Tussen de muziek door hoor ik de ritmische cadans van mijn passen in het grind en ook deze keer geeft het verbluffende uitzicht op de stad me extra adem. Tijdens het lopen ben ik ook nog getuige van een aantal agenten van de NYPD die een 'crime scene' aan het fotograferen zijn,  maar ik loop gewoon door alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Ondertussen is ook de zon vanachter de wolken gekomen en de temperatuur stijgt nu snel. Op mijn loopprogramma wordt aangekondigd dat de ochtendtraining er bijna opzit. Na twee rondjes, samen iets meer dan vijf kilometer, mag ik ophouden. 

Op zich geen bijzondere prestatie, vijf kilometer lopen, maar dit was geen conditietraining, dit was geen ochtendgymnastiek, dit was geen opgelegde oefening... Ik had gerust willen blijven lopen, ongeacht de temperatuur, ongeacht mijn conditie, ongeacht het strikte trainingsschema. Hier wil je altijd blijven lopen. In de grote long van de meeste levende stad ter wereld. Daar vind je de zuurstof niet via de lucht die je inademt, maar in de beelden die je opvangt. Hier blik ik ongetwijfeld nog vaak op terug, niet om op te scheppen over die 5 km, daar is niets aan,... Hieraan denk ik terug als ik alleen ben, aan hoe relatief tijd en ruimte zijn. Aan hoe 30 minuten lopen een eeuwigheid leek die in een paar tellen voorbij was. Aan hoe een looppad van grind leek te lopen over een universeel toneel, met een decor en figuranten die aan je eigen fantasie lijken te zijn ontsproten. Nergens anders vind je deze plek. Volgende keer loop ik beslist een rondje meer.

zaterdag 21 juli 2012

Maryland Blue Crabs

"Has someone already offered you a crab?"
Ik lig aan de rand van het zwembad van de "Hudson Reserve" te lezen. "Excuse me? Offered me what?", ik kijk door mijn zonnebril over de rand van het boek dat ik aan het lezen ben.
"Crabs, Maryland blue crabs" antwoordt de dikke Amerikaan die helemaal rond het zwembad is komen wandelen. "We've got a whole bunch of them, feel free to come and pick one..." Als een beleefde gast neem ik zijn aanbod maar aan. Ik weet het nu nog niet, maar over enkele ogenblikken ga ik les krijgen in "picking Maryland Blue Crabs".

Van zodra ik de vrijgevige Yankee vertel dat ik nog nooit een krab het "gepickt", haalt hij de krab-pickingexpert uit het zwembad... "This guy doesn't know how to pick a crab... You want a beer? You gotta have a beer when you're picking crabs." Meteen krijg ik een ijskoud flesje Miller Lite toegestoken. De gastheren hadden trouwens niet gelogen toen ze beweerden dat ze 'three dozen crabs' over hadden van hun smulpartij; in een frigobox bij een klein tafeltje naast het zwembad liggen tientallen dode krabben. Bovenop het tafeltje liggen als in een operatiekwartier een resem 'tools' voor me klaar. De krab-ontleed-instructeur vist een gekruid krabkadaver uit de box en dropt het op tafel en legt met het stappenplan uit.

Leg de krab op haar rug en trek haar beide schaararmen er uit. Prul dan met een mes de 'schort' van de krab weg. Nu kan je het volledige rugschild loskraken van de onderzijde. Aan de binnenzijde schraap je met een mes de 'longen en andere rotzooi' van de krab. Breek vervolgens het gekuiste skelet in tweeën en smullen maar. "Picking a crab".

"What's the hammer for?" vraag ik onschuldig.
"To get the meat out of the claws... Try,.... hit it!" Voorzichtig laat ik de metalen hamer neerploffen op de afgerukte schaar van de krab. De schaal geeft geen krimp. "Come on, you gotta hit it good!", mijn instructeur kijkt me wat teleurgesteld aan. Ik wil uiteraard niet als een volledige seut afgaan, dus bij de tweede beurt haal ik flink uit met de hamer. De krabbenpoot wordt onder het geweld herleid tot moes. "That was too hard...." bevestigt hij onnodig.

Hoewel het heel wat geprul behelst, smaakt de verse krab naar meer. Ik ga met het volgende exemplaar aan de slag zoals het me net werd voorgedaan. "You get tired of picking them, before you're full...," valt de vrijgevige gezelligaard weer in, "that's why it's important to drink beer. You're either full or drunk when you're doing this, in my case it's usually option two! Make sure you try some baked beans. We prepared them with gentlemen's Jack (lees: Jack Daniels)"

Terwijl ik lustig doorga met mijn krabsegmentatie, roept de gastheer er telkens andere gezellige yankees bij. Vanwaar we komen? Wat we komen doen? Hoe lang we vakantie hebben? Wat we van New York vinden? "You're Belgians? That's like Germans!" Snel corrigeer ik hem dat dat zeker niet het geval is, en dat dat hetzelfde zou zijn als ik alle Amerikanen, ongeacht hun staat, 'just Americans' zou noemen. "I'm ok with that, to me Europeans are all the same" countert hij gezapig.
Ik zucht...: "Ok, just don't call me German,.... or Dutch..."

Het wordt een gezellig onderonsje en het hele gezelschap wuift ons uit als we wat later vertrekken. "Thank you for the crabs!", besluit ik, maar meteen besef ik mijn cruciale fout "...and by crabs I mean.... crabs*" Het hele gezelschap buldert van het lachen.

Rare jongens die Amerikanen...best wel gezellig,maar toch...


(*Crabs: 1. decapod crustaceans (tienpotig schaaldier) 2.  pubic louse (schaamluis))

donderdag 19 juli 2012

If you survive, please come again!

Brussels Airport - Terminal B. Gate 37. Over een goed half uur mogen we aan boord gaan van het vliegtuig. Ik zit nog wat suf in de steriele wachtzone, tussen een bijzondere verzameling van medemigranten. Als een soort vlucht exotische trekvogels. De luchthaven is elke keer opnieuw zo een plaats waar je wordt geconfronteerd met de meest bizarre verzameling mensen die je op zo een beperkte oppervlakte kan tegenkomen.
Het palet aan verschillende culturen is tegelijk fascinerend en bevreemdend. Ik haastte me net nog om een kleine omweg te maken, om niet te moeten wachten achter een gezelschap van luid fluimende Aziaten en lijk nu te zijn binnengewandeld in een terminal in New Delhi. Op de mechanische loopbanden, horizontale roltrappen zijn het eigenlijk, worden we bovendien voorbijgestoken door een zwaarlijvige jongen van Chassidische Joodse overtuiging; uitgedost in vol ornaat. De lange zwarte jas, hoge hoed op zijn keppeltje en twee dikke blonde papilotten aan zijn oren. Tussen de gates waggelen opvallend veel Indische vrouwen. Niet opvallend veel, maar opvallend waggelend. Ik stel me meteen de vraag of waggelen cultuurgebonden is.
Mijn metgezel kijkt nog steeds de Joodse jongen na, verbaasd dat mensen zich nog zo kleden. Ik merk op dat zijn bijzondere outfit niet veel anders is dan de kleurrijke gewaden van onze vele Indische medereizigers. Alleen is zijn outfit misschien enkel religieus geïnspireerd. Vreemd eigenlijk dat er in de 21ste eeuw nog steeds mensen een hoed en jas nodig hebben om hun spirituele rust te vinden. Het lijkt me sterk dat er een godheid zou zijn die zijn volgelingen uitkiest op basis van een dresscode.
Aan de gate aangekomen begint de jongen aan zijn bidritueel. Hij haalt één arm uit zijn jas, stop een blokje onder zijn arm en windt een lange dunne riem om zijn ontblote arm heen. Onder zijn hoed en keppel, bindt hij een ander blokje dat op zijn voorhoofd rust. Hij is zich erg bewust van de weinig spirituele omgeving van de vlieghaventerminal, maar begint ongestoord te schommelen. Een tienermeisje heeft het hele omkleedritueel zitten aanschouwen en verhuist nu met een angstig gezicht naar een lege stoel naast haar mama. Ik kijk mijn ogen uit. Een grote glazen bokaal, gevuld met alle uitersten van menselijke cultuur. De Indische oma rechts van me, geeft me ongewild te veel inkijk in haar kleurrijke, doch sobere outfit. Ze had duidelijk op beter weer gerekend.
Ondertussen stijgt het Bollywoodgehalte met de minuut. We vliegen nochtans de andere kant op, naar New York. Een vlucht van ongeveer 8 uur. Ik ben nu al bang dat we curry krijgen onderweg…

maandag 2 juli 2012

Dear Mr. Barn

Het is nu officieel! Ik ben te oud geworden om vier dagen door te brengen op een rockfestival. 

En dan heb ik het niet over de pijnlijke onderrug van het urenlang rechtop staan, of de latente vermoeidheid die vier dagen lang in mijn leden sluimert. Ik ben daarenboven een ontzettend burgerlijke festivalbezoeker: elke avond weer netjes naar huis, fris douchen, uitslapen, lekker eten, de buienradar checken en dan weer naar ons gereserveerde parkeerplaatsje op 15 minuten stappen van de wei... Daaraan zal het niet hebben gelegen.
Het probleem is ook niet dat ik niet meer 'mee ben', met de muziek van het moment. Daar had de programmatie voor gezorgd door de affiche vol te stoppen met artiesten die om hun muzikale, meer dan hun commerciële, waarde bewondering afdwingen. The Cure, Elbow, Jack White, Pearl Jam, Kasabian, Editors, Noel Gallagher, Florence and the Machine,...alsof ze allemaal uit mijn persoonlijke platenkast waren gehaald.

En toch heb ik me voorgenomen dat dit de laatste keer was dat ik de wei op ga. Ik ben er namelijk bij geen enkel van de voorgenoemde artiesten, in geslaagd om rustig te kunnen genieten van hun, kwalitatief nochtans zeer hoogstaande, optredens. De reden? Festivalhooligans.
Er lopen tussen de massa op de wei te veel mensen rond die hun vierdagenticket boeken, ongeacht de affiche. Ze komen naar het festival om vier dagen lang dronken te zijn en overlast te bezorgen. Ik hou het bij een korte bloemlezing...

Na vier dagen heb ik evenveel pinten bier over me heen gekregen, omdat deze hooligans er een sport van maken om (half)volle bekertjes bier door de lucht te keilen op de meest onvoorspelbare momenten. Ongevraagde douches zijn blijkbaar een van de voorrechten die bij het festival horen. Een van de omstaanders hield zichzelf, minstens een uur lang, bezig met het publiek te besproeien met een waterpistool, met een vloeistof waarvan ik alleen maar mag hopen dat het water was. Grappig? Misschien de eerste vijftien seconden. Irritant? De rest van het daaropvolgende uur! 
Een ander groepje besloot om in het midden van de massa een waterballonnengevecht te beginnen. Resultaat? Een bende doorweekte omstaanders, aangezien de jongens zelf hun best deden om de ballonnen te ontwijken. Och, ... hoor ik u denken, 't is toch maar water... Dezelfde reactie die ik kreeg van een van de hooligans nadat ik me met een natte broek boos maakte over de ongevraagde wasbeurt. Ik begrijp nog steeds niet hoe de onderontwikkelde twintiger dacht dat hij reden had om verontwaardigd te zijn, omdat ik me 'onnodig' opwond over 'een klein beetje water'. 
Het zijn bovendien niet de 15-jarige pubers die zich het meest aanstellen. De wei loopt vol met studentikoze 'kwajongens', die waarschijnlijk vanuit hun frustratie dat ze opnieuw niet geslaagd zijn in hun studies, er dan maar een sport van maken om de doorsnee bezoeker te ergeren. Luidkeels lopen brullen, élke jongedame die ze tegenkomen beginnen lastigvallen en de vele vrijwilligers die het festival bemannen het leven zuur maken. Illustratief was de wanhoop in de blik van de juffrouw bij de snacks toen één van deze primaten er niet beter op vond dan de 50 wachtenden nog wat op te houden door een resem van fictieve sausjes op te noemen die hij graag bij zijn frietjes wou, tot groot jolijt van zijn sidekick tentsletje. 
En dat brengt me naadloos tot een volgende ergernis. Sinds wanneer is een festival een vrijhaven geworden voor een zone waar je gezond verstand en moraal aan de deur mag laten staan. Exhibitionisten en copulerende koppels kunnen ongestoord hun gang gaan, en zijn opnieuw zelf de verontwaardigde partij als er iemand ook maar een hint geeft over hoe ongepast hun primitief gedrag is. 
Jongens die volgeladen vuilniszakken leegkieperen, tafelkleden van de tafels trekken en daarmee alle eten en drank die er nog opstonden op de schoot van de verbijsterde eters gooien, random beledigingen die naar ieders hoofd worden geslingerd, ... het helpt allemaal niet. Het is een mirakel dat ik pas op de avond van de laatste dag iets opmerkte van wat een heuse vechtpartij zou worden... 

Beste meneer Schueremans, u zal denken: "Dat hoort er allemaal toch een beetje bij, dat maakt deel uit van de 'ambiance' van het festival waar zovele mensen speciaal voor komen. Voor de dertigplussers maak ik helemaal achteraan op de wei nog een plekje met cava en oesters, zodat ze uit het zicht van de podia, een rustplekje hebben waar ze al hun geld kunnen uitgeven." Helaas kwam ik niet voor oesters en cava, maar voor goede muziek van goede artiesten. Ik ben bereid om uw financieel wonder te blijven steunen als ik volgend jaar patrouilles zie van een veiligheidsteam, gewapend met een schaar. Hooligans? Bandje doorknippen en naar de uitgang escorteren. In de voetbalwereld heeft men al lang korte metten gemaakt met mensen die niet komen voor de wedstrijd, maar voor de rommel achteraf. Stadionverbod. Mijn voorstel is bijgevolg eenvoudig: "Weiverbod". Dat zijn misschien duizend hooligans minder, maar wel duizend muziekliefhebbers meer. En daarvoor komen we.... toch?


dinsdag 26 juni 2012

4 p.m. Bleecker St.

Vorige week speelde zich het volgende tafereel af:
Ik zit op een terrasje met een blik vol ongeloof en vertwijfeling te luisteren naar een redevoering van een vriendin die naar eigen zeggen haar kosmische zelf heeft ontdekt. Haar parabel gaat over universele zelfontplooiing, maya-ruïnes, loslaten van het ego, het pad dat haar tegemoet kwam, helende kruiden, mediacomplotten, reïncarnatie, Big Brotherpraktijken van de farmaceutische industrie, chemische additieven, mindcontrol, marihuana, meditatie, cosmopolitisme en de terugkeer naar de natuur.
Ik merk al snel dat het geen zin heeft te proberen om haar te overtuigen van een andere waarheid, maar ik kan het niet helpen te bedenken dat haar Latijns-Amerikaanse resurrectie pijnlijk naïef aanvoelt. Ze is letterlijk in een andere realiteit verzeild geraakt. Voor haar: 'eindelijk op het pad' geraakt, voor mij: 'het spoor helemaal bijster'. Het enige antwoord dat ik haar kan geven is dat de mens zijn natuurlijke zelf al lang kwijt is en dat we na eeuwen culturele selectie hebben geleerd dat overleven niet meer afhangt van geneeskrachtige bloemen en onbehandeld voedsel, maar wel van vitaminepreparaten, antibiotica en bewaarmiddelen. We worden steeds ouder en steeds opnieuw zorgt de beschaving voor nieuwe levensverlengende antwoorden.  Het bevestigt voor haar enkel de waarde van haar hervonden puurheid,...en als ze dit nu leest; ik hoop dat ze nog niet van gedachte is veranderd!

Haar allegorie van het ultieme leven heeft sindsdien uiteraard nog steeds geen voet aan grond gekregen in mijn cynische kijk op wat het leven is of zou moeten zijn, maar hetgeen me tot op vandaag zo fascineert is dat alles wat zij vertelde deel uitmaakt van haar realiteit. Er zijn er dus meerdere. Want geen enkel van de elementen die voor haar de kern van het bestaan uitmaken, speelt ook maar enige rol van betekenis in de mijne. De enige conclusie moet dan zijn: de realiteit bestaat niet. Ieder van ons creëert zijn eigen realiteit. Een vreemde paradox. Zintuiglijk is dat trouwens nog te verklaren; alle geluiden, beelden, geuren, ... die samen onze realiteit bij elkaar puzzelen, zijn uiteindelijk niet meer dan neurologische realisaties die zich onder onze hersenpan afspelen. Wat echt is, is echt ... in ons hoofd. "It's all in the mind." dixit George Harrison. Dus het hoeft geen betoog dat alles wat we ons inbeelden; abstracta als liefde en haat, verbondenheid en afkeer, geborgenheid en eenzaamheid, allen fictieve emoties zijn die voor iedereen een aparte realiteit zijn. En net omtrent die realiteit bouwen we ons sociaal netwerk, onze beroepskeuzes, onze woonplaats, ... op.

En nu zat ik vanmiddag op de fiets, op weg naar het station, de zon schijnt en om een nog onverklaarbare reden ben ik goed gezind. Liam Gallagher zingt luidkeels, zoals alleen hij dat kan: "You could wait for a lifetime, to spend your days in the sunshine, ... cause when it comes on top... You gotta make it happen!" Ik weet heel goed dat mijn 'days in the sunshine' enkel deel uitmaken van mijn realiteit, en dat ze er weldra aan komen. Ergens aan de andere kant van de wereld; niet in lotushouding in een tempelruïne, wel met een zonnebril, een plastic take-away koffiebeker, nieuwe sneakers en een agressief t-shirt, slenterend door Bleecker Street. You gotta make it happen!

donderdag 21 juni 2012

4O jaar later

Many's, the time I've been mistaken
And many times confused
Yes, and I've often felt forsaken
And certainly misused
But I'm all right, I'm all right
I'm just weary to my bones
Still, you don't expect to be
Bright and bon vivant
So far away from home, so far away from home

And I don't know a soul who's not been battered
I don't have a friend who feels at ease
I don't know a dream that's not been shattered
or driven to its knees
But it's all right, it's all right
We've lived so well so long
Still, when I think of the road
we're traveling on
I wonder what went wrong
I can't help it, I wonder what went wrong

And I dreamed I was dying
And I dreamed that my soul rose unexpectedly
And looking back down at me
Smiled reassunngly
And I dreamed I was flying
And high up above my eyes could clearly see
The Statue of Liberty
Sailing away to sea
And I dreamed I was flying

We come on the ship they call the Mayflower
We come on the ship that sailed the moon
We come in the age's most uncertain hour
and sing an American tune
But it's all right, it's all right
You can't be forever blessed
Still, tomorrow's going to be another working day
And I'm trying to get some rest

...
That's all I'm trying to get some rest


(P.Simon - 1972)

zondag 3 juni 2012

The truth about cats and dogs

Ik zit voor de zoveelste keer in de wachtkamer bij de dierenarts. De poot van onze kat is langzaam maar zeker weer aan elkaar aan het groeien. Wachtkamers maken me altijd zenuwachtig. Vooral als ze een (para-)medisch doel hebben. Mijn intrinsieke ongeduld helpt uiteraard niet in dit soort situaties. Nu goed...
Als ik binnenwandel zitten er al twee dames met hun respectievelijke viervoeters te wachten. Ze zijn druk aan het babbelen. De ene mevrouw verwoordt haar ongerustheid over het lot van haar kat. Wat zou ze graag een hond hebben, een labrador net zoals haar gesprekspartner. "Gelukkig wordt een kat heel oud,", zegt ze, "want ik wil geen kinderen." Ik kijk verbaasd op over de rand van het magazine wat ik aan het lezen ben. "En hoe oud worden ze dan?", vraagt de andere mevrouw beleefd. "Goh,... heeel oud.", klinkt het antwoord. Ik probeer een grijns te onderdrukken en doe alsof ik verderlees. De kattendame wordt verzocht om als volgende binnen te gaan. De labradormevrouw kijkt in mijn richting maar ik weiger het gesprek over te nemen.
Dan komt er een nieuwe mevrouw binnen, zonder dier. "Ik kom gewoon even mijn pilletjes halen, mag ik snel even tussendoor?" Beleefd knik ik. "Waar heeft u precies last van?", wil ik eigenlijk vragen...

De wachtkamer loopt nu snel vol. De labradormevrouw wordt aangesproken door een andere mevrouw met een salopette, sandalen en een grote bos krulhaar. "Hoe heet ze?", vraagt ze bijzonder genderzelfzeker. "Maya", antwoord mevrouw Labrador. "Geen wonder dat ze zich slecht voelt, het is 2012.", loopt er door mijn hoofd. Ik doe geen moeite, ze zouden de woordspeling toch niet begrijpen en mevrouw Labrador lijkt oprecht bezorgd over Maya. Mevrouw Salopette gaat verder: "Je ziet dat ze oud worden als het wit van hun ogen grijs wordt. Maar ze heeft nog een mooie vacht." Mevrouw Labrador antwoordt: "Het is nu vooral haar spijsvertering." Ze aait over de flank van het dier. Maya is oud en aan haar aftakeling begonnen, en haar baasje heeft het er zichtbaar moeilijk mee.
"De boedhisten,", begint Salopette, "de boedhisten zeggen daar heel wijze dingen over." Het magazine ploft neer in mijn schoot. Ik kijk rond in de wachtkamer. Is er niemand anders die heeft opgemerkt dat Salopette een spirituele eindreis voor Maya op touw zet? "Elk leven is de verderzetting van een cyclus van leven, die zo nooit eindigt." knikt ze naar Labrador. Labrador knikt verward en komt niet verder dan... "Tja..." Ik ben blij over haar sceptisme.

Dan buigt ze zich naar Salopette en zegt: "Ik ben beeldhouwster." Het magazine gaat nu definitief aan de kant. "En ik heb net een sculptuur afgewerkt over loslaten en vergankelijkheid." Salopette is dolenthousiast. "Dood en vergankelijkheid loopt door verschillende stadia,", vertelt Labrador, "die ik elk apart heb vormgegeven en zo samen een geheel laat vormen." Salopette knikt enthousiast. Dan zwiept de deur van de dierenarts open. Het is de beurt aan Maya. Mevrouw Labrador staat op en knikt naar haar trouwe gezel. Ze stapt zelfzeker naar de deur, maar Maya denkt daar anders over. Ze legt zich plat op de buik, vier poten naar voren gericht. Ze weet wat er gaat komen. Labrador lacht ongemakkelijk, en trekt iets steviger aan de leiband, maar Maya heeft geen zin in een doktervisite. De wachtkamer verdeelt zich in een groep lachers die de humor van de situatie inziet, en de echte dierenvrienden die met het hoofd schuin ontroerd naar de angst van de hond zitten te kijken. De dierenarts kijkt verward naar het tafereel en zoekt oogcontact. "Die van mij wil wél binnenkomen!", beantwoord ik haar blik. Maar ondertussen wordt Maya binnengesleurd. Bang voor wat er gaat komen? Helemaal niet... Ze is enkel doodbeschaamd over hoe haar baasje een kunstwerk heeft gemaakt omdat Maya diarree heeft gekregen. Hoe zou je zelf zijn...

vrijdag 25 mei 2012

You talkin' to me?


"Listen, you fuckers, you screwheads. Here is a man who would not take it anymore. A man who stood up against the scum, the cunts, the dogs, the filth, the shit. Here is a man who stood up." (Taxi Driver - 1976)

Dixit Travis Bickle, het personage dat Robert de Niro iconisch neerzette in Taxi Driver van Martin Scorsese in 1976. De gedesillusioneerde veteraan die besluit om zelf het heft in handen te nemen, wanneer hij geconfronteerd wordt met de waarden- en normenloze maatschappij die hem omringt. Het is beklijvend om te zien hoe langzaam, maar onafwendbaar zijn transformatie zich voltrekt.
"He's a prophet and a pusher, partly truth, partly fiction. A walking contradiction." (Taxi Driver - 1976)

Hoewel de metamorfose van Travis uitmondt in geweld en moord, is ze toch pijnlijk herkenbaar. Elke dag worden we geconfronteerd met mensen die enkel bijdragen aan een frustratie waarvan het onvoorspelbaar moment van uitbarsten steeds dichterbij komt. We leven in een maatschappij waarin de dictatuur van de middelmatigheid zo veel mensen hersendood heeft gemaakt dat we iedereen die getuigt van een inferieure socialisatie, toch zo maar zijn gang laten gaan. Onze samenleving is nu zo oppervlakkig dat iedereen die ten gronde kritiek wil uiten, wordt afgeschreven als een verzuurde cultuurpessimist. En hoe meer we ons in die new-age neo-libertijnse idealen wentelen, hoe krachtdadiger de catharsis zal zijn. Nu de VTM-generatie is ingehaald door de VT4-generatie is elke notie van legitimiteit van de ratio overboord gekieperd door de nieuwe huismeesters; de legitimiteit van het laissez-faire. Als ondergecultiveerde soortgenoten op tv willen komen, laat ze dan toch. Als mensen van onderontwikkeld intellect aandacht opeisen, laat ze dan toch. Als pubers zich willen manifesteren zonder aansprakelijkheid, laat ze dan toch.
Ik voorspel dat er een nieuwe Travis Bickle zal komen. Ik heb hem al beschreven in mijn manuscript. De Profeet die zelf het heft in handen neemt. Sneller dan iemand zal vermoeden, zal de realiteit de fictie inhalen. Deze muiterij van de onwetendheid zal aan een razende snelheid op haar executeur inlopen.

"Someday a real rain will come and wash all this scum off the streets." (Taxi Driver - 1976)

Ikzelf ben niet uit het juiste hout gesneden om protagonist te worden op dezelfde wijze dat Travis Bickle dat deed. Ik ben nog net niet gek genoeg om in navolging van fictieve personages een martelaar te worden voor mijn zelfuitgeroepen noodzaak. Ik heb mezelf nog geen strijdkapsel aangemeten zoals Travis dat deed.Dat maakt de confrontatie elke dag zo pijnlijk. Jezelf moeten isoleren van de steeds sneller draaiende chaos van oppervlakkigheid. En geen antwoorden kennen.
Iemand voor wie ik ontzettend veel respect heb, zei me onlangs; "Ik weiger te geloven dat we er als mens alleen voor staan". Ik heb er lang over nagedacht en ik voel me eenzamer dan ooit. En abstracta als vriendschap en vertrouwen zijn uiteindelijk slechts woorden. Er is nog één iemand die me mijn demonen gunt, en daar ben ik haar dagelijks dankbaar voor. Dankzij haar hoor ik Travis voorlopig enkel fluisteren: 

"Let me tell you something. You're in a hell, and you're gonna die in a hell, just like the rest of 'em!" (Taxi Driver - 1976) 


zondag 6 mei 2012

Kangoeroe in een kinderwagen

"Wanneer God vertrekt, blijft enkel de weemoed". Ik zit te kijken naar een mediadebat in een duidingsprogramma. De tafelgasten werpen hun licht op de resultaten van een onderzoek dat ons vertelt hoe het is gesteld met de fysieke en mentale gezondheid van onze jeugd. De fixatie van de jongeren op alles wat materieel is, en hun ongezonde relatie met hun lichaam, is te wijten, volgens de intellectuelen die aan het gesprek deelnemen, aan het gebrek van metafysica in onze moderne maatschappij. Alles is vandaag gericht op het fysische; ons lichaam moet beantwoorden aan vooropgestelde normen, ons fatsoen wordt afgemeten in materiële maten, onze waarde is af te lezen in koopkracht, etc. ... Hoe langer het gesprek loopt, hoe meer ik het eens wordt met de theorie van het cultuurpessimisme. We zijn 'niet goed bezig' en de 'jeugd van tegenwoordig' doet ons niet vermoeden dat onze samenleving zich nieuwe idealen aan het aanmeten is.
Het gesprek gaat verder dat onze seculiere maatschappij reddeloos is achtergebleven na het verplichte vertrek van de Kerk en het geloof in het algemeen. "Wanneer God vertrekt...". Eeuwenlang werd de samenleving gestuurd en gecontroleerd door een waardensysteem dat religieus werd afgedwongen. Nu dat waardensysteem zijn legitimiteit is verloren, moeten we op zoek naar een nieuw normenstelsel. Maar wie heeft de authoriteit om dat voor te schrijven?

Eén van de opties die geopperd werden in het tv-gesprek was dat de samenleving zichzelf zal reguleren in kleine gemeenschappen: de wijken. In elke wijk creëren de inwoners zelf wat ze dulden en wat ze sociaal bestraffen. Een gevaarlijk alternatief als je 't mij vraagt. Ten eerste is 'de wijk' een territoriaal ingedeelde bevolkingsgroep. Een arbitrair samengestelde groep mensen, die enkel met elkaar zijn verbonden omwille van de coördinaten van hun woonst. Een fout uitgangspunt om een cultureel waardenpatroon te delen.
Optie twee die vooruitgeschoven werd, is dat de Universele Rechten van de Mens, als een nieuw soort stenen tafel met absolute waarden worden gepredikt. Maar hier merken we net de omgekeerde reden om authoriteit te ontbreken. Deze rechten zijn mondiaal afgekondigd en dus te weinig concreet om elke aparte samenleving te voorzien van een hanteerbaar normenstelsel. Aangezien de wereldmaatschappij een nooit te realiseren science-fiction zal blijven.

In mijn dagelijkse onderwijspraktijk wordt dit gebrek aan metafysica inderdaad elke dag bevestigd. De jongeren roepen luidkeels iedereen ter verantwoording die niet voldoet aan 'hun' ideaal. Zelfkritiek is helemaal verdwenen, zij vrezen niet langer het vagevuur. Wie heeft er het recht om hen te bekritiseren? Woord en weerwoord zijn niet langer gebonden aan respect en ancienniteit, maar aan individualiteit en vrijheid. De oppervlakkigheid van hun 'waarden' ontgaat hen volledig. En ze worden op hun wenken bediend door uitlachtelevisie, hiphopcultuur, gsm-communicatie en tienermode. Dit zijn de ouders die een volgende generatie zullen moeten socialiseren; zonder verbondenheid, zonder idealen en jammer genoeg zonder angst.

Ik onderteken met veel overtuiging het cultuurpessimisme. Enkele dagen geleden zag ik in een Louis Theroux documentaire een vrouw een kinderwagen voortduwen met daarin een kangoeroe. Toegegeven, de mevrouw was Amerikaanse, een valide verzachtende omstandigheid, maar ze is tevens het uithangbord van hoe zeer we op drift zijn. Ik ga werk maken van het 'nieuwste' testament. Met een nieuw stel geboden. "Gij zult geen kangoeroes voor kinderen nemen.", haalt het lijstje alvast!

donderdag 26 april 2012

Through the Looking Glass

Ik schets even de situatie; ik stap af van een spitsuurtrein, op een overvol perron. Iedereen stroomt mee in de vormeloze massa. Eerst trappen af en dan weer trappen op. De regie besluit om "Club Foot" te beginnen op mijn mp3-speler. Prima keuze. Scherpe deun, tikkeltje agressief, prima om je niet te laten wegduwen tussen het gewoel. En dan verschijnt in één shot het volgende: op een buitenmuur aan het station heeft iemand in ruwe zwarte graffiti "Save your self" aangebracht en amper vijf meter verderop staan twee fluo-oranje rode-kruismedewerkers stickers te verkopen. De ultieme contradictie tovert spontaan een glimlach op mijn gezicht. Ze hebben niet meteen de ideale plek uitgekozen om hun altruïstisch werkje te doen. Want iedereen die stof tot nadenken ziet in de cynische hierogliefen, zal niet snel geneigd zijn om de portemonnee uit halen om wat zelfklevende stripfiguurtjes te kopen. Nu moet ik wel toegeven dat ik zelfs zonder de muurboodschap star was doorgelopen aan de brave fluovrijwilligers.
Ik had eerder deze week al een discussie nadat ik met een zelfde menslievendheid wat verwensingen had geformuleerd in de richting van een straatmuzikant die het 'praatcafé' waarin ik me bevond, was binnengewandeld. Ongehoord als je het mij vraagt. Hoe haal je het in je hoofd om de weinige momenten van rust en gezelligheid die mensen nog vinden, te gaan verstoren door met een koperen viool de lucht stuk te snijden. Je zou van minder agressief worden. En dan met zo'n zelfvoldane glimlach in een uitgewassen koffiebekertje om kleingeld komen schooien, alsof je net een wereldprestatie hebt geleverd. Mijn gezelschap verzekerde me dat die man dat zeker ook niet voor zijn plezier doet, en dat hij tenminste een inspanning leverde in ruil voor het geld dat hij vroeg. Een "inspanning" is een zwaar overstatement als het gaat om een auditieve aanval op iemands bloeddruk, als je 't mij vraagt. Maar goed, terug naar het station...

Het meest opmerkelijke aan de overigens voor de rest weinig artistieke graffitiwerkje was het feit dat de 'artist' had geopteerd voor "Save your self" en niet voor "Save yourself". Vooraleer ik hem tot filosofisch genie uitroep wil ik de meer plausibele these poneren dat, gezien deze spreuk geschreven stond aan het station van mijn thuisstad, de jongeman heel waarschijnlijk een onderwijsdeficit heeft geleden en niet heeft beseft welke cruciale overpeinzing hij heeft gecreëerd. Hij moedigt ons niet aan met "Red uzelf", maar "Red uw Zelf". Dat vraagt uiteraard om wat contemplatie.
Red uw Zelf. Het lijkt een postmoderne waarschuwing voor de allesomvattende consumptiecultuur, waarin elke vorm van individualiteit de duimen moet leggen voor het commercieel interessantere uniforme conformisme. Maar mijn eerste vraag was uiteraard: Wat is mijn Zelf? Wie is mijn Zelf? Heb ik een Zelf? Heb ik er meer dan één? Niet eenvoudig!
In de eerste plaats was me duidelijk dat niet mijn identiteit het probleem levert. Voor wie ik liefheb wil ik heten. Mijn naam ligt al meer dan dertig jaar officieel opgeschreven. Mijn zelf is ook niet de persoon die ik volgens anderen ben. In ieders perceptie ben ik telkens iemand nieuw. Iedereen bouwt zijn wereld op met mensen die hij zelf vormgeeft. Ik ben iemands broer, iemands man, iemands vriend, iemands zoon, iemands collega,...omdat zij dat vinden. "L'enfer c'est les autres".
Mijn zelf zou de essentie moeten zijn van mijn persoon, de kern van mijn zijn. Mijn zelf is het adjectief dat ik mezelf toeschrijf. Hoewel dat opnieuw een perceptie is, eentje van binnenuit dan wel. "Red je Zelf". Wat kan je kwijtraken dan? 
 
Ik heb mezelf al vele namen gegeven. Net omdat het me zinloos lijkt om jezelf in één entiteit te willen definiëren. Al die personen samen maken een deel uit van wie ik echt ben. Minuut13, The New York Cat, Jazz Renard, The Studio, Mr. Cheshire, Reinaert, the Mad Hatter, John Steed, Travis Bickle, de Profeet, ... zij zijn allemaal ik en ik ben hen allemaal. In de virtuele wereld hebben ze elk hun realiteit gekregen als Alice in Wonderland. Ze omringen zich elk met hun eigen moraal in een zelfgeschapen wereld, waarvan de deur wagenwijd openstaat. Kom gerust eens langs...

vrijdag 6 april 2012

Koffie en schuimgebak

Waar houden we ons toch zo aan vast?
De afgelopen dagen ben ik ontzettend vaak geconfronteerd met die vreemde behoefte die mensen hebben om zich vast te houden aan iets of iemand. Dan bedoel niet het fysiek omarmen, maar de onzichtbare, ingebeelde band die we menen te moeten voorzien met figuren rondom ons.

Het begon allemaal toen ik deze week de legendarische Sonia Barend haar verhaal zag doen op tv. Nu ze sinds een lange periode van het scherm is verdwenen, heeft een documentairemaker de toestemming gekregen om haar 'verhaal' in beeld te brengen. In dat, wat moet heten, aangrijpend portret biecht ze op dat alles wat ze in haar leven heeft betracht te bereiken, steeds in teken stond van de strijd om de waardering van de vader die ze nooit gekend heeft. De arme man stierf in Auschwitz en zag zijn kleine dochtertje nooit. Een onzichtbare figuur die haar vanop één enkele foto, haar hele leven lang, heeft in de gaten gehouden. 
Gegijzeld door een verleden waar ze geen deel van uitmaakte. En daar ben ik nog steeds niet uit. Hoe kan je je ene leven dat je krijgt, zo ten dienste stellen van een schim, een zucht uit het verleden? 
Vasthouden, noem ik dat. Het viel me dan ook zwaar, dat goede oude Sonja wat verderop in het programma een lans brak voor links Nederland, door Geert Wilders te beschrijven als iets 'onbegrijpelijks', terwijl die volgens mij, in sé, hetzelfde doet als zij: vasthouden aan wat we bang zijn te verliezen. 

Het deed me uiteraard nadenken over mijn eigen route in mijn overigens zeer bescheiden levenswandel. Al snel kwam ik tot de conclusie dat vele van mijn recente ergernissen over mensen in mijn directe omgeving op datzelfde neerkomen: mensen die zich wanhopig proberen vast te klampen aan iets. Mensen die proberen om zich op te dringen in de levens van anderen om toch maar door iemand een rol van betekenis te krijgen toegeschreven, zodat ze zich daaraan kunnen vasthouden. Mensen die zo alleen zijn dat ze het niet meer beseffen en zich omringen met een benauwend gevoel van 'samenzijn' om de leegte in hun eigen leven niet te moeten zien en in hun wanhoop net mensen van zich wegduwen omdat ze in een soort van egocentrisch universum de controle willen houden over een fictieve realiteit van koffie en schuimgebak.

Door omstandigheden kwam er dan nog eens bij dat ik gedwongen werd om na te denken in hoeverre ik zal verankerd zijn in de wereld waarin ik zal hebben geleefd. En daaruit volgde de existentiële vraag: 

"Is het wel nodig om verbonden te zijn met andere mensen?" 

Op grote schaal, bedoel ik dan: verbonden met stamvaders en grootouders? Verbonden met de mensen van wie je een genetisch product bent? Verbonden met generaties die zullen volgen lang nadat je weg bent? Verbonden met de natie waarin je leefde? Verbonden met mensen die hun primaire behoeftes op dezelfde werkplaats als jij proberen te vervullen?
Rationeel gezien is het antwoord eenvoudig: "Tuurlijk niet." En toch lijkt het de voornaamste bezigheid van onze generatie. Het befaamde sociale netwerk en liefst in combinatie met het huisje, tuintje, boompje, kindje, pampertje, pretparkbezoekje, hondje, katje, goudvisje, echtscheidingetje, koffie en schuimgebak.

Ik droom ervan om weg te gaan. Écht weg te gaan. Wat houdt ons hier? Deze zomer ga ik op verkenning en als ik een leuke plek vind,... zeg me nu eens heel eerlijk: waarom zouden we ons dan moeten vasthouden? Voorlopig doe ik nog wel even mee, maandag komen de jongens van't werk allemaal op bezoek, dat wordt sowieso gezellig! Morgen nog wat inkopen gaan doen... Geen koffie en schuimgebak! Wijn en leuke hapjes!


woensdag 14 maart 2012

Sierre

De zon kwam niet op vanmorgen,
en dat maakte me bang
om zó voor jou te willen zorgen,

want vandaag ben je hier nog,
maar geldt dat ook voor morgen?

Waarom moet het telkens eerst winter zijn
vooraleer het weer lente mag worden?

dinsdag 13 maart 2012

Dictators en weight-watchers

Er staan vandaag twee artikels in de krant die me een erg ongemakkelijk gevoel geven. 
Gisteren is er een man de moskee van Anderlecht binnengewandeld, heeft enkele keren "Syria" geroepen en heeft vervolgens met een bidon vol benzine de moskee in brand gestoken. De imam overleefde de brand niet. Ik lees verderop in het artikel dat de dader een Maghrebijnse jongeman is. De materie is me ongetwijfeld te complex om te begrijpen waarom een jonge moslim zijn eigen gebedshuis binnenstapt om een politiek statement te maken. 
Maar ik maak me zorgen om iets anders: de reactie van de modale VTM-kijkende Vlaming. Bijna wenste ik dat de dader een Vlaamse rechts-nationalist was en dat Anderlecht dagenlang zou worden ondergedompeld in hevige protesten van verontwaardigde allochtone jongeren. Want dit zullen ze niet begrijpen, onze trouwe Familie-kijkers. Dit is voor hen voldoende voedsel om hun bekrompen 'zie je wel dat ze allemaal hetzelfde zijn'-mentaliteit weer voor maanden te voeden. 

En dat brengt me naadloos bij het tweede artikel, dat me zo mogelijk nog meer vrees voor de toekomst inboezemt. Volgens een opiniepeiling zal de NVA bij de volgende regionale verkiezingen op 38% van de Vlaamse stemmen kunnen rekenen. Evenveel als de drie traditionele partijen samen. Dat begrijp ik nog veel minder dan wat die jongeman deed. 
Waarvan is iedereen zo bang? Waarom kiezen we om geleid te worden door mensen die als ze vooruitkijken enkel slechte dingen zien? Ik begrijp niet hoe we als mensen moeten groeien door een groot hek te plaatsen rond alles wat van ONS is en op dat kleine lapje grond luidkeels Vlaamsche liederen brullen uit voorbije eeuwen omdat we daarin onze identiteit menen te moeten vinden. Ik snap niet goed hoe territoriale politiek werkt. Moet ik dan gaan wonen in de gemeente waar ik werd geboren? Tot welk VOLK behoor ik dan eigenlijk? Want met hoe minder we zijn, hoe makkelijker we onszelf kunnen stereotyperen. Zodat iedereen die een andere taal spreekt, een andere afkomst heeft, een andere spirituele waarheid verkondigt, een andere genetische code heeft, een culturele abnormaliteit vertoont, kortom iedereen die ANDERS is, als een bedreiging wordt gezien. 
Ik hoor niet bij het volk van trekkersliederen en vendelzwaaiers. Ik hoor niet bij het volk dat geschiedenis verloochent. Ik hoor niet bij het volk dat haar leiders leuk moet vinden in spelletjesprogramma's. Ik hoor niet bij het volk dat denkt dat vooruitgang kan worden bereikt met het 'neen-compromis' en de 'nultolerantie'. Wie zijn die mensen? Hoe gesloten is de geest van iemand als die voor zichzelf heeft uitgemaakt dat zijn door zuiver toeval gecreëerde genencombinatie hem recht geeft op een stuk oppervlak van de planeet. En daarenboven meent dat andere mensen niet over datzelfde recht mogen beschikken als ze niet identiek aan hem zijn. En of ze nu Syrische dictators zijn of Antwerpse weight-watchers, iemand zal hen moeten uitleggen, dat ze geen van beiden de voetnoten zullen halen van de annalen van de mensheid. En als ze dat wel doen, dan zal het zijn op de historische dag dat de mensen hen hebben getoond hoe verkeerd ze wel waren.

Het zijn trieste tijden. Leg dat alvast aan je kinderen uit.

donderdag 8 maart 2012

Een bordeaux en een trampoline

"Ik moet me dringend aan iets ergeren. Anders kan ik mijn blog evengoed nu al opdoeken." Met die ingesteldheid vertrek ik op weg naar huis. Maar ik voel dat het moeilijk gaat worden. De zon schijnt en Florence and the Machine klinkt door de luidsprekertjes van mijn muziekspeler. Op de weg naar het station lopen er vandaag bovendien opvallend veel mooie mensen rond. Ik betrap me er op dat ik glimlach naar iedereen met wie ik oogcontact maak. Wat vreemd... 
De trein die ik normaal gezien neem, is afgeschaft. Daar gaan we, ik kan me beginnen opjagen, maar dat duurt niet lang want ik merk dat er al een volgende is die over twee minuten al aankomt. Dat valt mee, of net niet.... Op het perron is het een drukte vanjewelste, niet mijn favoriete biotoop. En als de trein het station binnenrolt, blijkt die maar drie coupés te tellen. Ik bereid me voor op een stormloop aan de openschuivende deuren, terwijl ik op het perron doorwandel naar de laatste coupé die aan me was voorbij gerold. Vreemd genoeg lijkt het of iedereen plaats voor me laat, want ik kan doorwandelen tot vlak bij de deur. Ik ben zo verrast dat ik de jongeman die naast me staat eerst laat instappen. De coupé is leeg en ik kan makkelijk plaats nemen aan een tafeltje. De massa van het perron begint nu de trein te vullen. Er blijft geen enkele plaats vrij. Aan de overzijde van de gang zit een klein meisje me aan te staren. Ze is amper een jaar of zeven oud en lijkt zo weggelopen uit een Oilily-reclame. Met een ernstig gezicht schikt ze haar lange blonde haren rond alle accessoires die in de war raakten bij het uitdoen van haar jas. Ondertussen zijn rondom mij, drie andere reizigers komen zitten. Tussen de stoelen door zie ik een meisje zitten die zulke grote ogen en hoge wenkbrauwen heeft, dat ze er de hele rit uitziet alsof ze stomverbaasd is. 
Om de tijd te doden stuur ik een berichtje naar een zieke collega om te horen of het al beter gaat en als een volleerd altruïst maan ik Florence aan om wat zachter te zingen, voor mijn medereizigers. Vreemd....

Als ik het station uitwandel begint Florence weer luider te zingen. Een vlucht duiven danst hoog in de blauwe lucht  met me mee. Opnieuw lijken er vooral mooie mensen op straat te zijn. Iets wat ik niet gewend ben in mijn thuisstad. Op het einde van de straat staat een oude schooier achter de bushalte te urineren. Zomaar, op het voetpad. Genoeg om in elke cynische misantroop een tirade over de teloorgang van de genormeerde civilisatie te katalyseren. Maar niet vandaag,...ik grijns enkel bij de aanblik van de mensen in de bushalte. Wat een dag! Een labrador met overgewicht volgt me aandachtig terwijl ik de straat over steek. 

Wanneer ik de parking van het ziekenhuis over moet, bereid ik me voor op wat ellende. Gedaan met glimlachen voor vandaag. Maar halverwege kruis ik een vrouw en haar zoontje die een bejaarde dame in haar kamerjas over de parking wandelen. Even oma van de kamer gehaald, want de zon schijnt. Dat zal ze leuk vinden. Oma slentert aan de arm van haar dochter. Haar pantoffels zijn helemaal versleten, maar ze glimlacht vriendelijk terug als ik even met mijn hoofd knik. Weer op het voetpad, maak ik plaats voor een hoogzwangere vrouw die met een ernstige blik komt afgewaggeld. Haar echtgenoot loopt achter haar met een kinderwagen die hij met één hand probeert te besturen. In zijn andere hand houdt hij zijn gsm waarin hij een druk gesprek voert. De kleine peuter in de kinderwagen zit pal rechtop en kijkt me met grote blauwe ogen aan terwijl ik plaats ruim. Ik kan niet anders dan breed glimlachen. De kleine lijkt me te begrijpen. 

Een paar meter voor de voordeur zie ik de achterbuurman komen aanwandelen. We begroeten elkaar hartelijk. Allebei duidelijk in een goede bui. Ik vertel hem, uiteraard, over de urinerende schooier en hoe de zon en Florence me al de hele weg begeleiden. We maken een afspraak om snel eens samen een flesje wijn te kraken op hun terras. Hij zorgt zelfs voor een warmtestraler. Ik beloof om voor een trampoline te zorgen. Vreemd...

woensdag 22 februari 2012

Game Over

Vandaag heb ik met een jachtgeweer een tiener van zijn bromfiets geschoten. Dat is natuurlijk niet echt gebeurd, maar het leek me een leuk tijdverdrijf toen ik vanmiddag aan het keukenraam naar buiten keek. Net zoals in een computergame, vanop de eerste verdieping, proberen om die helmpjes te raken terwijl ze snorrend voorbij zoeven. Ik heb helaas geen jachtgeweer. En het is waarschijnlijk enkel omdat ik al vijf dagen ziek binnenzit, dat ik zo verlang naar een buitenactiviteit. 
Ik ben zeer slecht in ziek zijn. Ik heb er het geduld niet voor. Jezelf door het huis slepen met een rol wc-papier in je hand gekluisterd, om de voortdurende paradox van de potdicht verstopte loopneus op te vangen. De koortswerende medicatie die je om de vier uur even de indruk geeft dat het alweer beter gaat. Hoe komt het trouwens dat er nog geen enkele fabrikant in geslaagd is om een bruistablet op de markt te brengen die zich oplost tot een lekker en fris drankje? Vandaag wou ik checken of een Afebryl-bruistablet ook oplost in rode wijn, maar dat vond ik uiteindelijk een zonde voor de chianti die openstond.
Nu is het al woensdag en ik heb nog geen klos gedaan deze week. Gewoon wat in huis rondgehangen, liggen nietsdoen. Straks is mijn weekje vakantie om en heb ik er helemaal niets aan gehad. Niets doen is namelijk zo veel leuker als je er zelf voor hebt gekozen...

dinsdag 14 februari 2012

Sneeuwklokjes en krokussen.

Op weg naar het station. Wanneer ik om de hoek van de straat wandel, merk ik aan de overzijde van de straat een meisje op. Ze heeft haar hoofd op haar linkerschouder liggen en loopt met een verwrongen torso mijn kant op. Haar hoofd lijkt verkrampt scheef op haar nek te staan. Wanneer ik haar kruis, merk ik onder haar arm een grote bruine omslag op. Foto's van de dienst radiologie. Plots is me alles duidelijk: het kind heeft duidelijk een vervormde ruggengraat en nek en loopt nu gespannen naar huis omdat ze zonet op de hoogte is gebracht van de ingrijpende remedie voor haar probleem. Tevreden met mijn diagnose loop ik voorbij aan het ziekenhuis. 
Op het einde van de straat haal ik een oude man bij. Ook hij heeft onder zijn arm een grote bruine omslag met röntgenfoto's. Hij loopt niet verkrampt. Hij schuifelt traag naar zijn wagen. Zijn hoofd hangt wat voorover gebogen. Alsof het nieuws wat hij kreeg hem heeft verslagen. Hij is helemaal alleen. Het lijkt er op dat hij bang is om naar huis te gaan en dat hij tegen zijn vrouw, die bang zit te wachten, moet gaan vertellen, dat het geen goed nieuws is, dat hij de eerste van hen beiden zal zijn, dat hij wel zal zorgen dat er voor haar zal worden gezorgd. Hij verdwijnt met een zucht in zijn wagen. Mijn diagnose bezwaart mijn opperbeste stemming vanmorgen. 
En ik ben de straat nog niet uit of er komt een derde grote bruine enveloppe op me af. Deze sleept wat met zijn rechterbeen. Een duidelijk mechanisch defect. De man trekt ongewild de aandacht op zijn rechtervoet die wat dwars over het voetpad sleept. Zijn schoen lijkt hiervan alvast het eerste slachtoffer. Het model is zo vertekend dat ik aan het twijfelen ga of de man niet gewoon een paar orthopedische schoenen werd voorgeschreven. 
Drie enveloppen op amper vijf minuten. Dat heb je natuurlijk als je elke dag voorbij het ziekenhuis moet. Gelukkig komt de zon zachtjes door vanmorgen. Het was drie graden celsius toen ik daarnet vertrok. Ik heb mijn muts en handschoenen thuisgelaten: de lente komt er aan! De winter is achter de rug, weldra zullen er op het kerkhof mooie wilde bloemen beginnen bloeien...

donderdag 9 februari 2012

Nooit meer heimwee

Laten we vertrekken
zomaar, ik neem je mee
zodat jij me niet moet missen
dan mis ik me wel voor twee.

Ik ken een plek met hoge torens
waar we vast wel mogen wonen
en dan omhoog kijken
naar de mensen in de lucht
en de dromen die we dromen

Laten we vertrekken
Ik neem jou wel mee
en als ze ons dan missen moeten
dan mag je in me schuilen
en schuil jij dan maar voor twee


(vrij naar / & onder begeleiding van : http://bit.ly/yRUZOX )

vrijdag 3 februari 2012

Silence is easy

Ik zit op de grond in een donkere woonkamer en staar door de grote vensters naar buiten. Ik heb met opzet alle lichten uit gelaten. De kat zit naast me en kijkt met grote ogen mee. Het schemert. In de tuin ligt een dik tapijt verse sneeuw. En het sneeuwt nog steeds. Omdat het binnen donker is, lijkt het of de sneeuw licht geeft en tegen de grijze hemel dwarrelen ontelbare vlokken naar beneden. Allemaal op weg naar mijn kleine achtertuin.
Er straalt een onzegbare rust uit het hele tafereel. Alsof de sneeuw alles heeft toegedekt, alles wat even mocht verdwijnen, ligt nu verborgen. Het hele leven buiten vertraagt. Het is Leonard-Cohenweer. Zo'n uitzicht waarvoor je gedichten nodig hebt om te omschrijven wat je ziet. Een uitzicht dat je met moeite met anderen wil delen. Misschien, samen onder één deken en niets zeggen. 
Voorlopig doet de kat het prima, dicht tegen me aan en stoïcijns voor zich uit starend. Het stoort me niet dat hij niet antwoordt als ik hem vraag of hij het ook mooi vindt. Ik zie aan zijn onverstoorbare blik dat hij het geweldig vindt. Net als ik.

dinsdag 31 januari 2012

De Profeet (excerpt 7)

De realiteit van de macht die hij in zijn handen had genomen, uitte zich in een sinistere glimlach die plots zijn vertrokken mager gelaat in een ongebruikelijk grimas trok. Hij legde het vuurwapen weer voorzichtig in de beschermende verpakking en sloot het deksel om zijn sacrale openbaring af te ronden. Hij had de doos 
’s avonds mee naar de slaapkamer genomen en op het tafeltje bij zijn bed gezet. In de duisternis reflecteerde zijn zwakke nachtlampje op de zwarte blinkende doos. Voor het eerst sinds tijden sliep hij zonder de demonische visioenen die hem, het leek reeds zijn hele leven, hadden bezeten. De stad schikte zich die avond zacht zoemend naar het lot dat haar nu wachtte. Als een ter dood veroordeelde die vrede heeft genomen met zijn einde en in alle rust zijn executeur goedenacht toewenst.

Maar de volgende ochtend leek hij in een nieuwe wereld te ontwaken. Zijn vaste ochtendritueel was nu reeds onherkenbaar omdat hij niet wakker schokte en naar adem moest happen. Het eerste ochtendlicht had hem gewekt. Zijn blik was meteen naar het nachttafeltje gegleden. Hij had er even tijd voor moeten uittrekken tot het volledig besef hem weer had bereikt dat er nu geen terugweg meer was. De aanwezigheid van zijn finale instrument had zijn profetie voor altijd veranderd. Hij was zijn dag begonnen volgens het gebruikelijke ritueel en had op kantoor geprobeerd om net als anders op te gaan in de afstompende routine die alle mensen reduceert tot functionele organismen, maar op geen enkel ogenblik van de dag had hij dat nieuwe gevoel in zijn maag kunnen doen verdwijnen.

Hoewel hij de markies al dagen niet meer had gehoord, was hij diens laatste verwijt niet vergeten. Maar nu hij klaar was om de wereld voor eens en voor altijd te tonen wat hij al die tijd had willen zeggen, kon hij geen betere getuige bedenken die hij liever aan de zijlijn wou hebben staan.
Zaterdagmiddag was hij zich beginnen klaarmaken. De hele tijd had hij zitten razen, zitten lachen, zitten dreigen, maar de markies gaf niet thuis… “Wacht maar,… vanaf nu voer ik het woord!” Rond 16.00u. had hij zijn flat verlaten.

“Poseur...?”, gromde hij terwijl hij heen en weer ijsbeerde voor de bushalte. “Dat zullen we nog wel eens zien...”. Geen haar op zijn hoofd dat er aan dacht om de belediging van de markies zomaar te laten voorbij waaien. Hij merkte niet hoe omstaanders fronsten naar de vreemde man die in zichzelf liep te praten. Terwijl hij wachtte, werd hij een misselijkmakend gevoel gewaar dat achter in zijn keel kwam opzetten en hem dreigde te verstikken. De markies had er hem voor gewaarschuwd.
Zijn concentratie werd telkens verbroken door een groepje tieners, die elkaar luidkeels verwijten stonden te maken, om indruk te maken op twee trienen die in de halte op het bankje zaten. Doorbijten was nu de boodschap: geen enkele profeet wordt een martelaar zonder zijn woorden in daden om te zetten. “Remember what the dormouse said…”

untitled

Een leven halverwege
Ik ben geen wereldstad
Wat heb je aan modaliteiten
Als je nooit de keuze hebt gehad

Slechts één vrouw voor alle mannen
Slechts één zon voor iedereen
Een dichter uitgeput door te leven
Bestaat op zijn papier alleen.

Peter Pan een grijsaard
Mickey Mouse gevangen
New York zien en sterven

Ik heb nog duizend jaar dingen te doen …

The first rule of Fight Club...

De koude snijdt in mijn gezicht als ik van de trein op het perron stap. Het is al donker en er wacht me nog de wandeltocht naar huis. Ik ben wel iets vroeger dan ik had voorzien dankzij zo'n spitsuurtrein. Dat is bovendien de verklaring voor de massa mensen die in een mum van tijd over het perron stroomt. Bovenaan de trappen naar de tunnel onder de sporen, vormt zich een kluwen van gehaaste pendelaars. Een wat oudere mevrouw duwt me onhandig wat opzij om een plaatsje te winnen. In een flits bedenk ik dat ik haar nu met een flinke duw, samen met een tiental andere mensen in chaotische valpartij naar beneden zou kunnen doen duikelen. In mijn hoofd zie ik al de paniek waarmee mensen onderaan de trappartij beginnen gillen wanneer ze worden bedolven onder de massa tuimelende mensen. Ik schrik als ik mezelf in alle ernst hoor denken: "Snel, bedenk een reden om haar nu niet te duwen", en merk dat ik mezelf al heb schrap gezet om een flinke por te geven.

Net dan overstemt de muziek uit mijn mp3-speler weer het hele gewoel: de openingsakkoorden van "This thing called life" van U.N.O.S. zetten luid aan. Alsof ik een wekker heb die mij wakker maakt wanneer ik al wakker was. En eenmaal de muziek helemaal is doorgedrongen wandel ik plots helemaal alleen het station uit. De vreemde combinatie van de stem van Richard Ashcroft en de vrieskou buiten, heeft me in een soort van cocon gehuld. Er loopt nu zelfs niemand meer door de straten. 

"Oh you got the words when I'm feeling low, like a skimming stone, like a rainbow".

Het zou niet eens mijn fout zijn geweest als ze allen van de trap waren gevallen. Als mensen vervelend willen doen, daar kan ik niets aan doen.
Regel2: Het is nooit onze fout:
Ik kan er niets aan doen dat mensen illusies hebben, dat is niet mijn fout. Het is niet mijn fout dat mensen zichzelf niet in de hand hebben. Ik kan er niets aan doen dat mensen naïef zijn. 

"You don't have to swim with the tide, swim against the tide, just find some hand to hold..."

Het is niet mijn fout dat mensen bang zijn om alleen te zijn. Dat mensen verkrampen als je dichtbij komt, dat is niet mijn fout. Als er mensen twijfelen aan wie ze zelf zijn, daar heb ik niets mee te maken. 

"I want to rewind the tape, turn off the clocks, this is life now, undo my locks"

Dat mensen mij nodig hebben als ik er niet ben, dat is niet mijn fout. Dat mensen me niet nodig hebben als ik er wel ben, dat is ook niet mijn fout. Ik spreek niet voor anderen, dat moeten ze zelf maar leren. Dat mensen mij niet leuk vinden, dat is niet mijn fout.

"Let's do this thing called life... Let's try..."

De hele stad lijkt leeg ondertussen. Zonder dat ik het goed en wel besef, heb ik bijna het hele eind al afgelegd. Thuis is er nog niemand. De kat zat wel aan de achterdeur zitten wachten. Terwijl ik de deur open, bedenk ik met een flauwe glimlach dat ik vandaag een man heb gezien die een doos tegen zijn gezicht aanhield. Zo, in het midden van de straat. Mensen die dozen tegen hun gezicht aanduwen, dat is niet mijn fout.

woensdag 18 januari 2012

De Profeet (excerpt 6)

De gerechtelijk psychiater nam trots een goedkoop plastic mapje uit zijn aktetas, waarin hij een zeer precies beeld had geschetst van de psychopaat die door de pers de Biechtvader en de Profeet was gedoopt. “We hebben te maken met een schizofrene narcistische psychopaat”, begon hij. “Deze man van middelbare leeftijd is hooggeschoold en leeft geïsoleerd van zijn omgeving. Hij is niet sociaal vaardig, waarschijnlijk te wijten aan een jeugd zonder geborgenheid. Een van de ouders of beiden zijn waarschijnlijk overleden toen hij jong was. Hij is bijzonder intelligent en overtuigd dat zijn daden gerechtvaardigd zijn. Hij doodde tot hiertoe enkel mannen. We kijken naar een traumatische angst voor of ziekelijke verering van vrouwen. Zijn slachtoffers waren allen willekeurig op het ogenblik zelf gekozen. Hij kiest zijn slachtoffers vanuit een soort zuiverheidsprincipe. De eerste man was ongemanierd, de tweede was ongeschoold, de laatste was pervers in zijn ogen. Hij voelt het als zijn taak om de wereld te zuiveren van verdorven elementen. Hij zal hiermee pas stoppen van zodra we hem te pakken hebben.”
“En hoe doen we dat?” vroeg de commissaris, die onderuit gezakt het betoog had zitten volgen.
“Hij mengt zich waarschijnlijk niet onder het publiek, leeft ergens alleen, afgesloten, heeft geen vrienden, … We kunnen enkel hopen dat we in de buurt zijn wanneer hij een volgende keer toeslaat.”
“Een volgende keer toeslaat?”, de commissaris ging nu fors rechtop zitten. “De hele bedoeling is dat er geen volgende keer komt! Hoe vinden we die kerel?”
“Dat is uw werk…, daarbij kan ik u niet helpen. Zorg gewoon dat hij u niet vindt. Met deze jongen kunnen we niet onderhandelen. Iedereen in de stad moet op zijn hoede zijn…” Hij stopte zijn mapje weer weg en stond op. Bij de deur draaide hij zich om: “Dat is misschien de keerzijde van dit hele drama. Iedereen zal zijn best doen om een beetje beschaafd te doen in het openbaar. Dan is hij er in zijn eentje alvast in geslaagd om het werk van ons allemaal te doen.” Een flauwe glimlach speelde om zijn lippen, toen hij knikte en weer vertrok.

En zo meteen is er Villa Politica...

Het is woensdag, bijna half twee 's middags, ik zucht terwijl ik wegzap van het journaal. Het laatste item gaat over een nieuwe Vlaamse film die, uiteraard, op snedige wijze een ,uiteraard, tien jaar oud sociaal drama aankaart. Het nieuws is al lang geen nieuws meer zoals het vroeger nieuws was.
Los daarvan, u las het juist: woensdagmiddag, en ik zit gewoon thuis voor de tv. Vast werkloos! Neen. Ziek? Neen. Invalide? Neen. Onder elektronisch huisarrest? Beste gok tot nu toe, maar neen hoor... : Ik sta in het onderwijs!
Het is makkelijk om alle echt werkende mensen jaloers te maken. Iedereen die zelfstandige is of in de private sector werkt, vraagt zich terecht af, waar die vrije woensdagnamiddag toe dient. Ze horen toch zo vaak dat het zo hard werken is in het onderwijs. Het is toch niet omdat de leerlingen naar huis gaan, dat alle onderwijzend personeel ook meteen verontschuldigd moet worden. Kan je al dat werk niet "op het werk" doen? En gelijk hebben ze. Woensdagnamiddag wordt er niet gewerkt.

Woensdagnamiddag is 's middags al de zetel kunnen opzoeken. Woensdagmiddag is het middagjournaal kunnen bekijken. Woensdagmiddag is lekkere soep opwarmen. Woensdagmiddag is nog eens een stripverhaal lezen of een vergeten DVD afspelen. Het is jezelf betrappen dat je uit het raam gewoon even naar het verkeer staat te staren. Of gewoon naar de lucht kijken en jezelf aan een weersvoorspelling wagen. Woensdagmiddag is de muziek extra luid zetten. Woensdagmiddag is besluiten dat je zaterdag wel wat zal klussen. Woensdagmiddag is opmerken hoe winters de tuin er bij ligt. Woensdagmiddag is de opgebrande theelichtjes vervangen door nieuwe kaarsjes. Woensdagmiddag is op weg naar huis dat oude vrouwtje helpen oversteken, omdat je toch niet gehaast bent. Het is vriendelijk zwaaien naar de kapper die aan het werken is. Woensdagmiddag is Villa Politica. Woensdagmiddag is de gitaar van onder het stof halen. Woensdagmiddag is koffie zetten. Het is onder een deken wegkruipen met een goed boek of een oude cd nog eens opzetten. Woensdagmiddag is alles doen waar je je anders een klein beetje voor schaamt. Woensdagmiddag is jong zijn. Woensdagmiddag is poëzie. Maar werken? Neen hoor...
Laat niemand die in het onderwijs staat je ooit wijsmaken dat hij die vrije halve dag nodig heeft om te kunnen bijwerken. Niemand die lesgeeft heeft halverwege de week recuperatie nodig omdat de 'jeugd van tegenwoordig' zo moeilijk is. Niemand die lesgeeft heeft nood aan een break in zijn drukke 22-urenweek.
Ik heb geen bedrijfswagen nodig, geen loonsverhoging of meer vakantie,... Elke week één woensdagmiddag; dat volstaat!

donderdag 5 januari 2012

Zalig zijn de onwetenden

Er zijn op televisie een aantal 'helderzienden' de politieke toekomst van ons land aan het voorspellen. Het enige hulpmiddel dat ze daarvoor kregen van het bijdehandse productieteam, zijn de foto's van respectievelijk Elio Di Rupo en Bart DeWever. Al snel komen de pendelaars en kaartlezers tot hun eerste mysterieuze conclusies. Over Elio Di Rupo wagen ze zich aan stoute voorspellingen als: "Deze man gaat het niet makkelijk hebben dit jaar...". De pendelaar meent zijn hypnotisch gezwengel zelfs wat extra legitimiteit te moeten toekennen met de woorden "... en met dit economisch klimaat!". Zo is het natuurlijk niet moeilijk, iedereen kan een resem waarschijnlijkheden afhaspelen terwijl ze gebogen over zij het een pak kaarten, een rest theeblaadjes, een opengesneden konijn, een verbrand stuk icoon, een CD van Jo Vally of de resten van de afhaalpizza van gisterenavond, zitten te gissen of Bart De Wever nog een rol van betekenis zal spelen in de regionale en/of federale politiek. Het is een sterk staaltje non-televisie. Eén van de kaartlegsters, die nota bene een pak speelkaarten gebruikt, waagt zich aan de voorspelling: "Ik denk niet dat deze twee heren ooit vrienden worden", terwijl ze zich fronsend buigt over de portretten van Di Rupo en DeWever. "Het is alsof er een breuk tussen deze twee loopt.", vervolgt ze.
Een breuk loopt er zeker en het is niet tussen de twee, bovendien weinig flatterende, foto's van onze heren politici. De breuk waarvan sprake ligt meer waarschijnlijk in de hersenpan van deze aardige mevrouw, of de meneer die met zijn pendel net nog zo fraai plaatsnam aan de eettafel, voor de kast die hij erfde van zijn groottante Marja. ("Ze had het zo gewild", althans volgens de pendel!) Of nog, is er een breuk in de kijkcijfergeilheid van de productiehuizen, die op zoek naar de volgende vorm van marginaliteit ongegeneerd de lens binnenduwen bij iedereen die op zoek is naar zijn 'fifteen minutes of fame'. En helaas kan 'lens binnnenduwen' tegenwoordig niet vanzelfsprekend figuurlijk worden geïnterpreteerd.
Het televisielandschap wordt bevolkt door mensen die vinden dat hun partner andere kleren nodig heeft, vrouwen die vinden dat hun man een nietsnut is en dat de hele samenleving daarvan moet getuige zijn, door doorsnee zwaarlijvige tienermeisjes die denken dat ze een ster zijn, door mensen die onder het mom van bij elkaar te gaan eten enkel in elkaars ondergoedla willen snuffelen, door mensen die met een zelfvoldane glimlach vertellen dat hun dochter - met syndroom van Down- altijd al een fan was van Frank Dingenen, door zelfuitgeroepen zangtalenten, chef-koks en sexsymbolen. Hoe minder gecultiveerd je bent, hoe groter de kans dat jij de volgende hit zal zijn. En we staan nog maar aan het begin van wat deze parishiltongeneratie voor ons in petto heeft. Ignorance is bliss...
Gefrustreerd zap ik naar een ander kanaal, waar een of andere dorpsschoolonderwijzer blijkbaar al twee minuten op zoek is naar een achtletterwoord waarvan er al zeven letters in beeld staan. Ik weiger om mezelf intellectueel te noemen, maar ik dacht dat met de tip 'sprookjes' de letters - ervhaln- toch makkelijk tot 'verhalen' zijn te herschrijven. Fifteen minutes of fame, wat het ook kost.

"I don't need to sell my soul, he's already in me. I wanna be adored" (Stone Roses)

dinsdag 3 januari 2012

De Profeet (excerpt 5)


Badend in het zweet was hij die ochtend wakker geworden. Gestommel in de woonkamer had hem gewekt. Hij keek op de wekker. 06.58u.
Slaapdronken wankelde hij de slaapkamer uit. Het was de eerste maal dat hij ’s ochtends reeds bezoek kreeg. In de woonkamer aangekomen zag hij hoe de markies zijn vinger over de boekenruggen in de boekenkast liet glijden.
“Goeiemorgen”, zei het heerschap zonder zijn inspectie te onderbreken. Hij fronste en vanonder zijn nog zware oogleden observeerde hij de markies.
Toen de markies hem aankeek herkende hij meteen diezelfde demonische blik, die hij in zijn droom had waargenomen. Het leek alsof de markies hem opnieuw naar huis had vergezeld vanuit zijn droom. Pas toen in de slaapkamer de wekker opsprong, besefte hij dat hij wel degelijk wakker was.
“Doe me eens een plezier, ...”, zei de markies, “en vertel me eens wanneer je eindelijk met je zielige zelfbeklag gaat ophouden. Je bezoek aan het chateau vannacht was enkel een flauw voorsmaakje van wat de werkelijkheid kan zijn. Je praat voortdurend over de zinloosheid van de zwakken, de zwakzinnigheid van de onwetenden, de onwetendheid van de massa en de exclusiviteit van de zelfkennis. Maar je vergeet, mijn beste pseudo-libertijn, dat je hele klaagzang enkel een spiegel is die je je eigen moraliteit voorhoudt. Veel praatjes,...mijn beste, lege praatjes,... luchtverplaatsing. En van zodra je te oud bent om zelfstanding te zijn en tot de vaststelling komt dat je te laf was om zelf de grenzen van je zijn vast te leggen, zal je jezelf ontmaskeren als de windbuil die je bent. Elke dag doorloop je dezelfde routine, maak je dezelfde bedenkingen bij dezelfde mensen, word je misselijk van dezelfde conversaties maar nog nooit heb je daadwerkelijk iets ondernomen om dat alles te  veranderen. Je bent een tuinman die van in zijn woonkamer staat te vloeken omdat het onkruid opschiet en er te laat zal achterkomen dat hij daar zelf een halt aan kan toeroepen. En dat onkruid, mijn beste smoor je in de kiem…wanneer het nog jong is. Net zoals wij dat deden, hoe jonger ze zijn hoe makkelijker te corrigeren,…te elimineren…”
De hele tijd had hij in de deuropening de markies staan aankijken. Nog steeds was hij niet helemaal helder in zijn hoofd waar flarden van zijn perverse visioen nog rondspookten. “Hoor eens even, ...”, repliceerde hij, “Me dunkt dat meneer de markies een beetje last heeft van jetlag uit de 18de eeuw. Ik handhaaf me best... Meneer vergeet dat zijn libertinisme een kinderlijke naïviteit inhoudt die hijzelf heeft onderschat en als ik me niet vergis zijn er uit uw chateau, like-minded perverselingen voor minder opgeknoopt....”
“Gestorven omdat ze tenvolle leefden.”, glimlachte de markies. “Het hoogste goed... . Ik zie dat je zelfs een aantal van mijn manuscripten bewaart, hier in je collectie. Misschien moet je ze nog maar ‘es doornemen… Jij zoekt naar de zin van het leven, ik geef je de zin van de dood.”
“Daar kom ik zelf wel achter, toch bedankt.”, antwoordde hij.
“Poseur.” zei de markies en een ogenblik later was hij verdwenen.
Hij liep naar de boekenkast en zag de werken waarover de markies sprak staan… “Justine”, “Les Cent-Vingt Journées de Sodome ou l’École du Libertinage”. Hij zuchtte en volledig verdwaasd doorliep hij zijn vast ochtendritueel alvorens hij de flat verliet.
De volgende dagen kreeg hij telkens bezoek van de markies die hem steeds vaker tot lange, vermoeiende discussies verleidde. De markies kwam ook elke keer op eigen initiatief. Hij had er geen controle meer over. Elke avond probeerde hij dapper zijn gast te wijzen op het anachronisme van zijn theorieën die in de moderne rede geen plaats meer hadden, maar hij moest keer op keer het onderspit delven voor het moraalloze pleidooi waarmee de markies hem zogenaamd onderrichtte. De leegheid in zijn binnenste waar hij zich zo om beroemde, zijn apathie en rationaliteit werden door de markies in de meest eenvoudige termen teniet gedaan. Het had geleid tot tirades en regelmatig torende de markies dreigend boven hem uit als een tirannieke vader. Meer dan eens had de buren hem horen roepen en met gebons op de muren willen duidelijk maken dat hij voor overlast zorgde. Stilaan geloofden de buren dat hij gek geworden was, wanneer hij ’s avonds laat zat te schreeuwen : “Ga weg! Ga weg! Laat me met rust!”, terwijl ze ervan overtuigd waren dat er zich de hele avond niemand bij hem had aangemeld en ze ook nooit een replicerende stem hadden gehoord. De markies ging ook telkens weg maar herhaalde steeds: “Poseur.”

naamloos


Het is als zuchten
in een eeuwige adempauze
of als leven van een gemis.

Mijn ogen gaan maar even dicht
zodat ik het onthoud;

ik leef niet in tijd
ik leef in jou

naamloos


elke nacht opnieuw
diezelfde duisternis ...

mijn onvermoeibaar waken
mijn troosteloos gemoed

niemand kan mij bergen
zo goed als jij dat doet