dinsdag 31 juli 2012

9.00 AM - Jackie O.

Het is vrijdagochtend, ongeveer 08u00 's ochtends wanneer de wekker afgaat. Het duurt slechts enkele tellen vootdat ik besef waarom ik de wekker had gezet. Na een kwartiertje ben ik dan ook klaar om te vertrekken. Nog wat suf trek ik de hotelkamerdeur achter me dicht met enkel mijn mp3-speler en mijn metroticket bij me. Ik wandel 51st omhoog tot bij Lexington Av. en kies zorgvuldig mijn soundtrack uit voor mijn tripje naar 86th street. In de drukke metro laat ik Florence nog eens iedereen overstemmen, opgenomen in de pendeldrukte van de ochtend in de miljoenenstroom die in de ondergrondse aders van New York stroomt. Bij 86th street stap ik af en zet ik mijn weg voort naar mijn doel: het Jacqueline Onassis Reservoir in het midden van Central Park. En hoewel de stad al bruist van het leven voel je aan alles dat de dag nog goed moet beginnen.
Voor mij ligt alvast mijn eerste uitdaging van de dag: samen met een honderdtal andere liefhebbers, een aantal rondjes lopen op de 'running track' die de hele omtrek van het meer volgt. Met kinderlijk enthousiasme zet ik me aan de eerste tiental meter en loop al springend over de plassen die de storm van de voorbije nacht heeft achtergelaten. Iedereen loopt in dezelfde richting. In een stad waar elke dag tien miljoen mensen komen, heb je nu eenmaal dat soort regeltjes nodig. 

Aan de noordzijde van het meer buigt het looppad mee met de kromming van het enorme reservoir. En dan gebeurt het... vanuit mijn ooghoek zie ik over de bomen en het meer, de skyline van Manhattan opduiken. Het lopen gaat plots veel makkelijker en naarmate ik verder loop, draait het pad meer en meer in de richting van Central Park South. Over de hele breedte van het park strekt het legendarische panorama zich nu uit. Van de Citicorp tower in het oosten, via de Chrysler, Empire State, Rockefeller GE, Bank of America en 4 Times Square helemaal tot aan de trotse tweelingtorens van het Time Warner Center in het westen van de stad. De hele terugweg langs de linkerzijde van het meer lijkt veel sneller te gaan en ik start tevreden aan mijn tweede ronde. 






Het is pas tijdens die tweede ronde dat ik oog krijg voor mijn medelopers. Zoals het deze smeltkroes betaamt is ook dit gezelschap een bont allegaartje. Ik word voorbijgelopen door atletische zwarte jongens met ontbloot bovenlijf en afgetrainde jongedames in ontzettend strakke loopoutfits, en loop zelf voorbij aan puffende zwaarlijvige mannen met een roodaangelopen gezicht, snelwandelende uptowndames in assorti sportmerken en anorextische oma's die al schuifelend nog wat extra kilo's kwijtspelen. 'Thanks man!', lach ik vriendelijk naar de parkmedewerkers die als eerste taak van de dag de plassen aan het wegborstelen zijn van het loopparcours. 'No problem, you're welcome!'. 
Tussen de muziek door hoor ik de ritmische cadans van mijn passen in het grind en ook deze keer geeft het verbluffende uitzicht op de stad me extra adem. Tijdens het lopen ben ik ook nog getuige van een aantal agenten van de NYPD die een 'crime scene' aan het fotograferen zijn,  maar ik loop gewoon door alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Ondertussen is ook de zon vanachter de wolken gekomen en de temperatuur stijgt nu snel. Op mijn loopprogramma wordt aangekondigd dat de ochtendtraining er bijna opzit. Na twee rondjes, samen iets meer dan vijf kilometer, mag ik ophouden. 

Op zich geen bijzondere prestatie, vijf kilometer lopen, maar dit was geen conditietraining, dit was geen ochtendgymnastiek, dit was geen opgelegde oefening... Ik had gerust willen blijven lopen, ongeacht de temperatuur, ongeacht mijn conditie, ongeacht het strikte trainingsschema. Hier wil je altijd blijven lopen. In de grote long van de meeste levende stad ter wereld. Daar vind je de zuurstof niet via de lucht die je inademt, maar in de beelden die je opvangt. Hier blik ik ongetwijfeld nog vaak op terug, niet om op te scheppen over die 5 km, daar is niets aan,... Hieraan denk ik terug als ik alleen ben, aan hoe relatief tijd en ruimte zijn. Aan hoe 30 minuten lopen een eeuwigheid leek die in een paar tellen voorbij was. Aan hoe een looppad van grind leek te lopen over een universeel toneel, met een decor en figuranten die aan je eigen fantasie lijken te zijn ontsproten. Nergens anders vind je deze plek. Volgende keer loop ik beslist een rondje meer.

zaterdag 21 juli 2012

Maryland Blue Crabs

"Has someone already offered you a crab?"
Ik lig aan de rand van het zwembad van de "Hudson Reserve" te lezen. "Excuse me? Offered me what?", ik kijk door mijn zonnebril over de rand van het boek dat ik aan het lezen ben.
"Crabs, Maryland blue crabs" antwoordt de dikke Amerikaan die helemaal rond het zwembad is komen wandelen. "We've got a whole bunch of them, feel free to come and pick one..." Als een beleefde gast neem ik zijn aanbod maar aan. Ik weet het nu nog niet, maar over enkele ogenblikken ga ik les krijgen in "picking Maryland Blue Crabs".

Van zodra ik de vrijgevige Yankee vertel dat ik nog nooit een krab het "gepickt", haalt hij de krab-pickingexpert uit het zwembad... "This guy doesn't know how to pick a crab... You want a beer? You gotta have a beer when you're picking crabs." Meteen krijg ik een ijskoud flesje Miller Lite toegestoken. De gastheren hadden trouwens niet gelogen toen ze beweerden dat ze 'three dozen crabs' over hadden van hun smulpartij; in een frigobox bij een klein tafeltje naast het zwembad liggen tientallen dode krabben. Bovenop het tafeltje liggen als in een operatiekwartier een resem 'tools' voor me klaar. De krab-ontleed-instructeur vist een gekruid krabkadaver uit de box en dropt het op tafel en legt met het stappenplan uit.

Leg de krab op haar rug en trek haar beide schaararmen er uit. Prul dan met een mes de 'schort' van de krab weg. Nu kan je het volledige rugschild loskraken van de onderzijde. Aan de binnenzijde schraap je met een mes de 'longen en andere rotzooi' van de krab. Breek vervolgens het gekuiste skelet in tweeën en smullen maar. "Picking a crab".

"What's the hammer for?" vraag ik onschuldig.
"To get the meat out of the claws... Try,.... hit it!" Voorzichtig laat ik de metalen hamer neerploffen op de afgerukte schaar van de krab. De schaal geeft geen krimp. "Come on, you gotta hit it good!", mijn instructeur kijkt me wat teleurgesteld aan. Ik wil uiteraard niet als een volledige seut afgaan, dus bij de tweede beurt haal ik flink uit met de hamer. De krabbenpoot wordt onder het geweld herleid tot moes. "That was too hard...." bevestigt hij onnodig.

Hoewel het heel wat geprul behelst, smaakt de verse krab naar meer. Ik ga met het volgende exemplaar aan de slag zoals het me net werd voorgedaan. "You get tired of picking them, before you're full...," valt de vrijgevige gezelligaard weer in, "that's why it's important to drink beer. You're either full or drunk when you're doing this, in my case it's usually option two! Make sure you try some baked beans. We prepared them with gentlemen's Jack (lees: Jack Daniels)"

Terwijl ik lustig doorga met mijn krabsegmentatie, roept de gastheer er telkens andere gezellige yankees bij. Vanwaar we komen? Wat we komen doen? Hoe lang we vakantie hebben? Wat we van New York vinden? "You're Belgians? That's like Germans!" Snel corrigeer ik hem dat dat zeker niet het geval is, en dat dat hetzelfde zou zijn als ik alle Amerikanen, ongeacht hun staat, 'just Americans' zou noemen. "I'm ok with that, to me Europeans are all the same" countert hij gezapig.
Ik zucht...: "Ok, just don't call me German,.... or Dutch..."

Het wordt een gezellig onderonsje en het hele gezelschap wuift ons uit als we wat later vertrekken. "Thank you for the crabs!", besluit ik, maar meteen besef ik mijn cruciale fout "...and by crabs I mean.... crabs*" Het hele gezelschap buldert van het lachen.

Rare jongens die Amerikanen...best wel gezellig,maar toch...


(*Crabs: 1. decapod crustaceans (tienpotig schaaldier) 2.  pubic louse (schaamluis))

donderdag 19 juli 2012

If you survive, please come again!

Brussels Airport - Terminal B. Gate 37. Over een goed half uur mogen we aan boord gaan van het vliegtuig. Ik zit nog wat suf in de steriele wachtzone, tussen een bijzondere verzameling van medemigranten. Als een soort vlucht exotische trekvogels. De luchthaven is elke keer opnieuw zo een plaats waar je wordt geconfronteerd met de meest bizarre verzameling mensen die je op zo een beperkte oppervlakte kan tegenkomen.
Het palet aan verschillende culturen is tegelijk fascinerend en bevreemdend. Ik haastte me net nog om een kleine omweg te maken, om niet te moeten wachten achter een gezelschap van luid fluimende Aziaten en lijk nu te zijn binnengewandeld in een terminal in New Delhi. Op de mechanische loopbanden, horizontale roltrappen zijn het eigenlijk, worden we bovendien voorbijgestoken door een zwaarlijvige jongen van Chassidische Joodse overtuiging; uitgedost in vol ornaat. De lange zwarte jas, hoge hoed op zijn keppeltje en twee dikke blonde papilotten aan zijn oren. Tussen de gates waggelen opvallend veel Indische vrouwen. Niet opvallend veel, maar opvallend waggelend. Ik stel me meteen de vraag of waggelen cultuurgebonden is.
Mijn metgezel kijkt nog steeds de Joodse jongen na, verbaasd dat mensen zich nog zo kleden. Ik merk op dat zijn bijzondere outfit niet veel anders is dan de kleurrijke gewaden van onze vele Indische medereizigers. Alleen is zijn outfit misschien enkel religieus geïnspireerd. Vreemd eigenlijk dat er in de 21ste eeuw nog steeds mensen een hoed en jas nodig hebben om hun spirituele rust te vinden. Het lijkt me sterk dat er een godheid zou zijn die zijn volgelingen uitkiest op basis van een dresscode.
Aan de gate aangekomen begint de jongen aan zijn bidritueel. Hij haalt één arm uit zijn jas, stop een blokje onder zijn arm en windt een lange dunne riem om zijn ontblote arm heen. Onder zijn hoed en keppel, bindt hij een ander blokje dat op zijn voorhoofd rust. Hij is zich erg bewust van de weinig spirituele omgeving van de vlieghaventerminal, maar begint ongestoord te schommelen. Een tienermeisje heeft het hele omkleedritueel zitten aanschouwen en verhuist nu met een angstig gezicht naar een lege stoel naast haar mama. Ik kijk mijn ogen uit. Een grote glazen bokaal, gevuld met alle uitersten van menselijke cultuur. De Indische oma rechts van me, geeft me ongewild te veel inkijk in haar kleurrijke, doch sobere outfit. Ze had duidelijk op beter weer gerekend.
Ondertussen stijgt het Bollywoodgehalte met de minuut. We vliegen nochtans de andere kant op, naar New York. Een vlucht van ongeveer 8 uur. Ik ben nu al bang dat we curry krijgen onderweg…

maandag 2 juli 2012

Dear Mr. Barn

Het is nu officieel! Ik ben te oud geworden om vier dagen door te brengen op een rockfestival. 

En dan heb ik het niet over de pijnlijke onderrug van het urenlang rechtop staan, of de latente vermoeidheid die vier dagen lang in mijn leden sluimert. Ik ben daarenboven een ontzettend burgerlijke festivalbezoeker: elke avond weer netjes naar huis, fris douchen, uitslapen, lekker eten, de buienradar checken en dan weer naar ons gereserveerde parkeerplaatsje op 15 minuten stappen van de wei... Daaraan zal het niet hebben gelegen.
Het probleem is ook niet dat ik niet meer 'mee ben', met de muziek van het moment. Daar had de programmatie voor gezorgd door de affiche vol te stoppen met artiesten die om hun muzikale, meer dan hun commerciële, waarde bewondering afdwingen. The Cure, Elbow, Jack White, Pearl Jam, Kasabian, Editors, Noel Gallagher, Florence and the Machine,...alsof ze allemaal uit mijn persoonlijke platenkast waren gehaald.

En toch heb ik me voorgenomen dat dit de laatste keer was dat ik de wei op ga. Ik ben er namelijk bij geen enkel van de voorgenoemde artiesten, in geslaagd om rustig te kunnen genieten van hun, kwalitatief nochtans zeer hoogstaande, optredens. De reden? Festivalhooligans.
Er lopen tussen de massa op de wei te veel mensen rond die hun vierdagenticket boeken, ongeacht de affiche. Ze komen naar het festival om vier dagen lang dronken te zijn en overlast te bezorgen. Ik hou het bij een korte bloemlezing...

Na vier dagen heb ik evenveel pinten bier over me heen gekregen, omdat deze hooligans er een sport van maken om (half)volle bekertjes bier door de lucht te keilen op de meest onvoorspelbare momenten. Ongevraagde douches zijn blijkbaar een van de voorrechten die bij het festival horen. Een van de omstaanders hield zichzelf, minstens een uur lang, bezig met het publiek te besproeien met een waterpistool, met een vloeistof waarvan ik alleen maar mag hopen dat het water was. Grappig? Misschien de eerste vijftien seconden. Irritant? De rest van het daaropvolgende uur! 
Een ander groepje besloot om in het midden van de massa een waterballonnengevecht te beginnen. Resultaat? Een bende doorweekte omstaanders, aangezien de jongens zelf hun best deden om de ballonnen te ontwijken. Och, ... hoor ik u denken, 't is toch maar water... Dezelfde reactie die ik kreeg van een van de hooligans nadat ik me met een natte broek boos maakte over de ongevraagde wasbeurt. Ik begrijp nog steeds niet hoe de onderontwikkelde twintiger dacht dat hij reden had om verontwaardigd te zijn, omdat ik me 'onnodig' opwond over 'een klein beetje water'. 
Het zijn bovendien niet de 15-jarige pubers die zich het meest aanstellen. De wei loopt vol met studentikoze 'kwajongens', die waarschijnlijk vanuit hun frustratie dat ze opnieuw niet geslaagd zijn in hun studies, er dan maar een sport van maken om de doorsnee bezoeker te ergeren. Luidkeels lopen brullen, élke jongedame die ze tegenkomen beginnen lastigvallen en de vele vrijwilligers die het festival bemannen het leven zuur maken. Illustratief was de wanhoop in de blik van de juffrouw bij de snacks toen één van deze primaten er niet beter op vond dan de 50 wachtenden nog wat op te houden door een resem van fictieve sausjes op te noemen die hij graag bij zijn frietjes wou, tot groot jolijt van zijn sidekick tentsletje. 
En dat brengt me naadloos tot een volgende ergernis. Sinds wanneer is een festival een vrijhaven geworden voor een zone waar je gezond verstand en moraal aan de deur mag laten staan. Exhibitionisten en copulerende koppels kunnen ongestoord hun gang gaan, en zijn opnieuw zelf de verontwaardigde partij als er iemand ook maar een hint geeft over hoe ongepast hun primitief gedrag is. 
Jongens die volgeladen vuilniszakken leegkieperen, tafelkleden van de tafels trekken en daarmee alle eten en drank die er nog opstonden op de schoot van de verbijsterde eters gooien, random beledigingen die naar ieders hoofd worden geslingerd, ... het helpt allemaal niet. Het is een mirakel dat ik pas op de avond van de laatste dag iets opmerkte van wat een heuse vechtpartij zou worden... 

Beste meneer Schueremans, u zal denken: "Dat hoort er allemaal toch een beetje bij, dat maakt deel uit van de 'ambiance' van het festival waar zovele mensen speciaal voor komen. Voor de dertigplussers maak ik helemaal achteraan op de wei nog een plekje met cava en oesters, zodat ze uit het zicht van de podia, een rustplekje hebben waar ze al hun geld kunnen uitgeven." Helaas kwam ik niet voor oesters en cava, maar voor goede muziek van goede artiesten. Ik ben bereid om uw financieel wonder te blijven steunen als ik volgend jaar patrouilles zie van een veiligheidsteam, gewapend met een schaar. Hooligans? Bandje doorknippen en naar de uitgang escorteren. In de voetbalwereld heeft men al lang korte metten gemaakt met mensen die niet komen voor de wedstrijd, maar voor de rommel achteraf. Stadionverbod. Mijn voorstel is bijgevolg eenvoudig: "Weiverbod". Dat zijn misschien duizend hooligans minder, maar wel duizend muziekliefhebbers meer. En daarvoor komen we.... toch?