woensdag 23 december 2020

Urbi et Orbi

Ik weet het. Ik weet het. Het is een pretentieuze titel voor zo’n bescheiden stuk. Maar ‘Nieuwjaarsbrief aan de Stad.” heb ik een paar jaar geleden al opgebruikt. Paapse ambities heb ik vooralsnog niet en erg pontificaal is mijn boodschap al helemaal niet. Toch heeft 2020 me opgezadeld met een knauw in mijn maag, die ik via het toetsenbord zal moeten verteren. Het is niet zo zeer dat ik een Paaszegen wil uitspreken aan mijn gekwetste stad en aan onze manische wereld, dan wel een universele wens overmaken aan iedereen die het horen wil. Van de cives romani van ons provinciaal tintelend nest, tot de taalarme barbari van verre oorden die getriggerd door de apostolische premisse van de titel via Google Translate proberen mee te lezen.

Hoewel een aantal nieuwskanalen zich er ondertussen aan waagden, ga ik stellig beweren dat een jaaroverzicht zinloos is. Vrijdag 13 maart 2020 ging ons land in lockdown. Wat er precies gebeurde in januari en februari weet niemand nog. Wat er sindsdien gebeurde, is voor eeuwig in het collectieve geheugen gegrift. Elke keer er vaag gealludeerd werd op een klein lichtpuntje op het einde van deze donkere lockdowntunnel, werden we even snel weer met onze voetjes op de wakke en duistere moerasgrond van 2020 gezet. Dus deze winterzonnewende aangrijpen om te spreken over de voornemens en kansen voor het nieuwe kalenderjaar ga ik jullie, en mezelf ook, besparen.
De put was te diep om te denken dat we er met een Hallmark-kaartje zullen uitkruipen. Misschien is dat de enige les die we moeten meenemen. Het was zwaar. We hebben afgezien. We hebben gejankt. We hebben gebruld. Maar dat is oké. Het is bijna louterend. Het heeft ons collectief een nieuw perspectief bezorgd. We zijn in een spreidstand gaan staan. Verregaand collectivisme door met een overgrote meerderheid onze verantwoordelijkheid te nemen en ons sociale leven te laten herdefiniëren omdat andere mensen er ziek van werden enerzijds. En de mensen die op Charleroi-airport stonden omdat zij menen een uitzondering te zijn op zowat de rest van de wereld anderzijds. Het heeft geen zin om boos te worden op hen. Als die mensen het nu niet leren, zullen ze het nooit doen. Ze zijn een andere soort. Zij leerden geen empathie. Zij hebben geen perspectief op eerder lijden. Zij hebben te weinig liefde gekend in hun leven.

Daarom dat ik aan alle anderen het volgende wil wensen: “Met alles wat er dit jaar gebeurd is, is het tijd om eerder lijden los te laten.” We hebben een nieuw perspectief. Laat dat je voornemen zijn voor dit jaar: Kies één pijn uit het verleden en neem er afscheid van. Zo maar. Weg ermee. Ballast overboord om hoger te kunnen vliegen. Wandel weg van de dingen die jou nu niet meer helpen en neem enkel de les mee die je er uit leerde. Laat los. De toekomst heeft het nodig. Er zijn ongetwijfeld geesten en demonen uit het verleden die dit jaar zijn ingehaald. Verdriet dat je hebt beleefd. Verlies dat je hebt ervaren. Mensen die jou hebben gekwetst. Laat hen los en wens hetzelfde toe aan diegenen die jij zelf kwetste. Het is mooi geweest. Vergeef jezelf om het toe nu te hebben vastgehouden. Vergeef de anderen opdat je zelf vooruit kan. Er kruipt te veel energie in boosheid. Louter jezelf. “Het ware geluk bestaat hooguit uit de illusies daarover.”, leert Erasmus ons. Het leven doet pijn, en dat is oke. Dat hoort er bij. Pijn van het verleden is al waar hij thuishoort. Voorbij.

Zorg dat je klaar bent voor de herstart. Wees onbevangen. Zoek wat jou zuurstof geeft. Niet wat anderen verstikt. Je hoeft niet te leven in functie van anderen als jij dat niet wil. Kies je eigen doelen. Ben je ze beu? Herschrijf ze dan. Het is tijd om los te laten wat jou weerhoudt om vlucht te nemen. Wat maakt het eigenlijk uit wat ‘men’ zegt? Het is oke om op te geven als jij het niet langer wil. Heb je je best gedaan en is het niet gelukt? So be it. Fuck it. Het was Bobby, de jongste van de vermoorde Kennedy’s die zei:“Alleen wie het aandurft om groots te falen, krijgt de kans om groots te slagen.” Er is geen reden om langer dan nodig vast te houden aan dat falen. Laat mensen falen. Houd het hen niet te goed. Net zo min dat jij wil dat anderen vasthouden aan jouw dwalingen. Durf jezelf te tonen en kijk wie er overblijft.

Stel jezelf de vraag: Op wie probeer jij in hemelsnaam nog indruk te maken? En waarom?  “You are who you are when nobody’s watching.”, fluistert Stephen Fry.

Weet jij eigenlijk welke mensen er onvoorwaardelijk zijn in je leven? En belangrijker: weten die mensen dat? Het is mooi om dank je te kunnen zeggen. Bedank mensen die onbaatzuchtig in je leven zijn. Bedank mensen die je helpen. Zo maar.

We krijgen met z’n allen een nieuwe kans binnenkort. Wat wil jij geleerd hebben tegen dan? Ik ga alvast proberen, en ik wens jou hetzelfde toe. Wees onbevangen. Lees. Leer. Er is geen Dag des Oordeels. Het moet nu. Het mag straks opnieuw. Eindelijk. 

zaterdag 21 november 2020

In Ballingschap

Zaterdagochtend. Radio1. Vox. Een elektrische piano slaat een F-akkoord, of zo speel ik het toch tenminste, gecombineerd met een tokkel van 3 noten aan de rechterhand. Ik herken het meteen. Het is het nummer dat de voorbije weken meer dan eens eindeloos op repeat door huis heeft gespeeld. Ik moet toegeven dat het een moment van genie was van juffrouw Taylor Swift om Justin Vernon, aka Bon Iver, te vragen om de lead te nemen in het nummer Exile. De tragische dialoog tussen ex-geliefden. De bede begint met de verzuchting van Bon Iver, tot in vederlichte treurnis, krijgt repliek van Taylor en vervolgt in een dovemansgesprek en een droeve welles-nietes. De drammende pianoakkoorden, de drijvende strijkers, het is een klein meesterwerkje. Daar moet je dan 42 voor geworden zijn. Om op Spotify op zoek te gaan naar een album van Taylor Swift. Maar de tragiek van het liedje is van een ontroerende schoonheid en laat dat nu net mijn achilleshiel zijn. Weinig emoties roepen zoveel empathie op als hartpijn. De absolute kwetsbaarheid. De tragiek van verlies. De absolute schoonheid van het falen. La condition humaine in mineurakkoorden. Het is de immer spelende muze. Exile. De liefde in ballingschap. Verbannen van het geluk. Het metaforische Socratische dilemma: ballingschap of de gifbeker?

In het schrijversatelier waar ik elke week word uitgedaagd om nieuwe personages uit mijn pen te drijven in voorgeschetste decors, is het ondertussen een eigen verwachtingspatroon geworden dat ik geen enkele protagonist het zuivere geluk gun. Ze dragen allemaal intrinsiek tragiek in zich mee. De oude Grieken waren de scheppers van de tragedie. Het Dioynische bokkenlied waarin de mens door zijn tekortkomingen, zijn hybris, in het ongeluk wordt gestort. Het is wat mij het meest fascineert in de mens. Niet uit leedvermaak of gratuite cynisme, maar omwille van de puurheid ervan. Het onvermijdelijke. Het onomkeerbare. Het is overal rondom ons. In elk stadium van ons leven.

De tragiek van oud zijn, te leven met enkel een verleden maar zonder toekomst. De tragiek van onze jeugd, te leven zonder verleden maar eveneens zonder perspectief. De tragiek van de gehuwden in het kwetsbare vasthouden. De tragiek van de gescheidenen in het kwetsbare loslaten. De tragiek van de tijd. Onvermijdelijk en onomkeerbaar. Vorige week legde ik nog uit dat mijn romantiek te vaak als cynisch of hopeloos melancholisch wordt aanzien. Maar ik ben geen pessimist. Zoals Leonard Cohen het zo mooi verwoordde: “I don't consider myself a pessimist. I think of a pessimist as someone who is waiting for it to rain. And I feel soaked to the skin.” Maar ik ben geen cynicus of misantroop. Ik noem het misantropofilie. Een voorliefde om het negatieve in de mens te zien. Zeg nu zelf, zo klinkt het toch veel positiever.  

En terwijl ik de winterkoude in staar, begint het volgende nummertje op Radio 1. “Let me love you” van Lana Del Rey. Opnieuw dat treurige F-akkoord op de piano. Opnieuw die melodramatische treurzang zoals alleen Lana dat kan. De soundtrack van mijn melancholische mijmering lijkt voorgeprogrammeerd. “Talk to me in songs and poems, don’t make me be bittersweet.” zucht ze. Het bitterzoete leven, gezalfd door de poëzie. De winterochtend wolkt weemoedig samen. Even het schuifraam open zetten. Diep ademhalen. Zuurstof vangen. Lucht geven aan de poëzie. Koud. Zuiver. Schoon. Schrijven maar.  

vrijdag 13 november 2020

Stuurloos maar nooit verloren

We zijn ongeveer halverwege de 19de eeuw. De vuile kleine straatjes van Montmartre. Uit kleine cafeetjes klinkt manische accordeon- en vioolmuziek. Het is het uur dat dronkaards en prostituees de straten van la Butte overnemen. In een hoek van Brasserie Le Tambourin zitten zes mannen onder hoge aangedampte spiegels rond een te klein tafeltje. Ze debatteren luid, ontsteken soms in dronkemansliederen en slaan elkaar broederlijk de armen om. Op de tafel staan lege glazen die in het flauwe lichtschijnsel hun kleverige fluo-groene absintbodems verraden. De ruimte is gevuld met een dichte mist van exotische rookwaren. Het zijn schilders, dichters, schrijvers en andere gelukszoekers die naar Parijs zijn gekomen omdat hun verloren ziel hen hierheen dreef. Naar hun lotgenoten. Ze dragen trots de geuzennaam “Bohémiens”, die ze kregen omdat hun zorgeloze, onthechte manier van leven doet denken aan de ongebonden zigeuners uit Bohemen. Straks als ze door de waard worden buitengegooid kruipen ze terug naar hun kleine mansardes in de oude huizen van de stad. Vechtend met hun demonen, smekend bij hun muzes. Leven voor de kunst, zonder te kunnen leven van de kunst. Ze zijn de marginalen van de nieuwe bourgeoisiecultuur. Ze vluchten in hun dromen en hun oeuvre uit de verstikkende samenleving. Ze dwepen met hun eigen tragiek. Ze walgen van de conventies die in strakke verwachtingspatronen aan de moderne mens worden opgelegd. Ze weigeren te conformeren. Ze zijn vrij. Althans dat is het doel. Vluchten. Vrij zijn.

L'Absinthe - Edgar Degas
  

Flashforward naar de 21ste eeuw. Op mijn twitter-timeline loopt een clickbait artikeltje voorbij van CafeBabel. Dat is de naam van een collectief dat zich het eerste internationale participatieve magazine noemt. De titel van het stuk: Are you a hipster or a Bobo? Het is een existentiële vraag voor barista’s die twijfelen over de lengte van hun baard, de motieven van hun hemden en bretellen en kleuren van hun traditional tattoos. De Bobo, is de Bourgeois Bohème. Vrij vertaald: de onconventionele conformist. Bohémien zijn is een mode geworden. Iedereen wil graag laten zien dat ze vrijdenkers zijn en doen dat met de gedroogde bloemenboekets, kringwinkelfinds en obligatoire tatoeages waartoe ze via al hun digitale media worden verleid. Bohémien zijn is een instagramindustrie geworden. Het is een luxelook geworden. Een compleet misplaatste toe-eigening van de geuzennaam van onze tragisch romantische kunstenaars. Waarin zit de vlucht? Waarin zit de strijd? Welke vrijheid wordt in het vaandel geschilderd? Waar zit de kunst, de tragiek? Waar zit de authenticiteit? 

graduatesinwonderland.com

 
Bestaan ze nog? De echte bohémiens? Nu hun gedachtegoed gecommercialiseerd is? Mag je jezelf bohémien noemen als de samenleving jouw levensstijl faciliteert? Onze samenleving is an sich niet zo zeer veranderd. We volgen nog steeds collectief de oeroude gecultiveerde conventies. Genormeerd conformeren is nog steeds de makkelijkste weg. Niet meer om ons zielenheil te verdienen. Maar om hier en nu anoniem onder de radar te kunnen blijven. Om sociaal comfort. Om ons economisch oeuvre uit te bouwen. Om onze mama’s niet teleur te stellen. Ik ken er niet veel: mensen die hun rug hebben gekeerd en echte vrije geesten zijn. Ik bewonder hen. Niet omdat ik het noodzakelijk eens ben met hun idealen, maar omdat ze tonen dat ‘het niet moet’. We worden verteld hoe we ‘horen’ te leven. Wat we mogen en niet mogen. Wat kan en wat niet kan. En alles wat daarvan afwijkt, betaal je cash. Het sociale oordeel is onverbiddelijk. En hoeveel mensen zijn daar écht ongevoelig voor? Ze zijn met weinigen. Dromen. Vluchten. Vrij zijn.

Afgelopen zomer reed ik met een vriend naar Zuid-Frankrijk. Zomaar. Omdat het vakantie was. Omdat het kon. Omdat we tijd hadden en op vijf dagen tijd een roadtrip doorheen de Franse geschiedenis wouden maken. Ongebonden. Op reis. Geen verplichtingen. Vluchten in de romantiek van het verleden. Dwepen met wat was. Het hier en nu vergeten en mijn vingers laten glijden over de ruïnes van lang vervlogen tijden en ondertussen schrijven over wat de ruïnes met toefluisterden. Even proeven van hoe dat voelt. Even bewust onthecht zijn en rondtrekken doorheen ruimte en tijd. In het envoi van het reisdagboek dat ik schreef naar aanleiding van onze reis, schreef ik een gedicht dat voor mij dat gevoel moest vatten. De laatste verzen zijn: De dromen groot, de harten klein. / Stuurloos maar nooit verloren; / we zijn nu waar we horen./ Dit volstaat: het onderweg naar ergens zijn. /

Wat mij betreft een mooie metafoor voor het leven. Groot dromen. Niet bang zijn om stuurloos te zijn. Het is niet belangrijk of je voldoet aan de vooropgestelde doelen. Het onderweg zijn is het mooiste.

Onlangs zat ik te kijken naar “The Origins Project”, een reeks van gesprekken die de Amerikaans-Canadees theoretisch natuurkundige, kosmoloog en populairwetenschappelijk auteur Lawrence Krauss voert met iconen van onze tijd. In deze specifieke episode nodigde hij acteur Johnny Depp uit voor een twee uur durend gesprek voor een vol auditorium van academici. Een dialoog met de titel: Finding the Creativity in Madness. Voor de hele duur van het gesprek zien we de veelzijdige acteur ongemakkelijk kronkelen omdat hij te kijk wordt gezet als een studie-object voor de wetenschap in hun zoektocht naar de correlatie tussen artisticiteit en waanzin. Het heeft iets betuttelend hoe het publiek Johnny Depp beloont voor de tragiek van zijn getroebleerde geest. Hij is de bohémien die onder de loep van de wetenschap moet. Hij is onconventioneel. Hij is onthecht. Hij is bizar en kleurrijk. Dus moet hij wel mad zijn, crazy. Twintig minuten in het gesprek steekt de onrustige Depp plots een joint op, duidelijk op zoek om zijn onrust wat te stillen. De gastheer lacht ongemakkelijk, wetend dat roken niet alleen niet toegestaan is in het gebouw, maar dat het opsteken van een joint in een opgenomen gesprek dat over de hele wereld zal beschikbaar zijn, naar Amerikaanse normen uiteraard very ‘not done’ is. Omdat hij zijn gerenommeerde gast ook niet kan terugfluiten, besluit de gastheer met:  “I only like it, cause it’s breaking the rules.” Het is het ultieme symptoom van de conformist. Rebellie bij anderen bewonderen, maar nooit zelf de regels doorbreken. Het is tragisch. Het is de samenvatting van het hele gesprek. De fascinatie voor de bohémien. Kijken naar hoe anderen durven onconventioneel zijn. 

Finding Creativity in Madness - The Origins Project
 

Hetzelfde zagen we bij de oorlogsgeneratie die meewarig het hoofd schudde en lachte met de naïviteit van de Flower Power. Ze keken naar hun hippiekinderen en waarschuwden hen dat hun idealen van vrijheid, non-conformisme en liefde illusies waren. Dat hun maatschappijvlucht niet thuishoorde in het nieuwe consumentisme van de 20ste eeuw. De beweging zou dan ook snel uitdoven omdat er geen ruimte was voor de bohémiens van de jaren ’60. Het lijkt of er om de zoveel decennia weer een zoekende generatie opduikt. Die moeite heeft met de spelregels. Die probeert te ontsnappen aan de voorgeschreven piste.

Ik herken zo ontzettend veel van de idealen van de Romantiek, van de onrust van de bohémiens … maar ik ga hun faam niet bezoedelen door mezelf als een van de hunne te rekenen. Ik schrijf dit in mijn kleine huisje, omringd door al mijn boeken, mijn gitaren en piano, mijn volgekribbelde schriftjes, bij het haardvuur. Ik ben aanbeland op een punt in mijn leven dat de reis, de vlucht, de droom, de zoektocht opnieuw aanvang neemt. Het is weggelachen als een midlifecrisis. Iedereen gooit de grote waarom-vraag voor je voeten. Omdat je niet gedaan hebt wat er werd verwacht. Omdat je gedaan hebt wat niemand verwacht. Wat niet hoort. En dus probeer ik het te verklaren. Met mijn woorden van de Romantiek. Of zoals mensen stomverbaasd waren dat ik op mijn 42ste plots een tatoeage liet zetten. Midlifecrisis? Tot ik het resultaat toonde en in een kort essay vertelde hoe existentieel de vos en de ganzenveer vertellen wie ik ben. Twee eenvoudige symbolen uit de Romantiek. De reacties keerden zich. Iemand beweerde zelfs dat het de eerste keer was, dat hij een tatoeage zag die hij waarachtig vond en die zijn kijk op die hele lichaamscultuur had gemilderd. Mensen lazen het verhaal en zagen plots hoe de lijnen op mijn arm de terechte samenvatting waren van de persoon die zij al die jaren kenden.      

Het zijn kleine beetjes eigenheid. Kleine beetjes zoektocht naar authenticiteit. Misschien de meest waardevolle van al onze eigenschappen. “What would you do if you were not afraid?” Het is een vraag die ondertussen gereduceerd is tot een insta-quote, maar ze stelt ons allemaal voor de essentie: wat als je kon doen en zijn wat jij wil, zonder het oordeel van anderen te vrezen. Het is een vraag die iedereen zich moet stellen. Maar mag dat? Allemaal kiezen voor de vrijheid?

“Wie zal er voor de kinderen zorgen?”, zong Luc De Vos, Gentse bohémien in 1998, “Het gaat over als je niet beweegt, als je stil blijft gaat het over.” Is dat wat we onze kinderen verschuldigd zijn? Gewoon stilzitten en dan gaat het wel over. Is dat hoe we best voor onze kinderen zorgen? Of willen de Romantiek in hen installeren? Kleine bohémiens van hen maken. Leren dat liefde, kunst en vrijheid het mogen winnen van conventies, instituten en verwachtingen. Dat ze zichzelf moeten zijn. Onbevreesd. Authentiek. Dromen. Vluchten. Vrij zijn.

Stuurloos, maar nooit verloren.

zaterdag 19 september 2020

De Vos en de Ganzenveer


 

 De Vos

1994. Ik moest nog 16 jaar worden. Van onze leekracht Nederlands, Mevr. Henno, hadden we de opdracht gekregen om per drie een toegewezen scène uit “Van den Vos Reynaerde” te dramatiseren. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik nog maar één van mijn medespelers herinner, maar ik weet wel nog dat wij het lot van Tybeert de kater moesten tot leven brengen. Ik herinner me zelfs dat we op een namiddag bij een klasgenoot thuis het scenario gingen uitwerken. De rol van Reynaert werd aan mij toebedeeld. Met een bescheiden gamma aan attributen gaf ik voor het eerst gestalte aan de legendarische vos. Ik droeg een zorro-masker om de clandestiene schalkse aard van Reynaert te symboliseren en een 10mm Smith & Wesson 1006 halfautomatisch BB gun waarmee ik de onfortuinlijke Tybeert, gevangen in de strik, zou verwonden. Niet helemaal zoals ‘Willem die Madocke maecte’ het allemaal schreef, maar close enough.

Reynaert kruiste een aantal jaren later opnieuw mijn pad. Toen ik in het jaar 2000, onder invloed van mijn peers, een selectie instuurde voor de poëziewedstrijd van de hogeschool waar ik studeerde. Alle deelnemers moesten hun werk onder pseudoniem insturen. Ik ging voor het potserige neo-romantische Reinaert Goudhoven. Reinaert eindigde 3de in de gedichtenwedstrijd en leverde me in ieder geval een mooie stapel bloemlezingen op.

Fast forward naar mijn eerste werkjaren op school. Collega’s waren enthousiast over een nieuw online-platform dat Facebook heette. De intellectueel in mij besloot om afkeurend te staan ten opzichte van die nieuwe media die volgens mij vriendschappen zou uithollen en wildvreemden zou binnenhalen in ons privéleven  - Oh, how times have changed -. Ik besloot om de proef op de som te nemen en een vals profiel aan te maken om aan mijn collega’s te bewijzen dat zij hun virtuele ‘vriendenkring’ arbitrair samenstelden. Opnieuw had ik een pseudoniem nodig. Enter Stephen (Jazz) Renard. Schalkse Reynaert stak alweer de kop op. (Het experiment was een succes trouwens. Heel wat collega’s accepteerden het vriendschapsverzoek zonder ooit te weten wie die mysterieuze nieuwe vriend was.)

Omdat ik de afgelopen jaren opnieuw meer ging schrijven, besloot ik om deze persoonlijke blog te (her-)lanceren. Omdat de meeste van die posts een pseudo-therapeutisch doel hebben om mijn verwensingen te kanaliseren kreeg het ook die de naam: For Fox’ Sake.

Nu die vossenstaart al zo vaak mijn pad gekruist heeft, kan ik me hem evengoed helemaal eigen maken. Deel maken van wie ik pretendeer te zijn. Machiavelli onderstreepte in zijn “Il Principe” het belang van de vos in ieder van ons. “De leeuw kan niet regeren als hij niet ten dele vos is.”

Vulpes vulpes, de vos, wordt omschreven als een solitaire jager. Een opportunist die waar mogelijk aan overkill doet. Hij is mensenschuw en laat zich niet domesticeren. Er werden bij wilde vossen 28 verschillende geluiden geregistreerd waarmee hij communiceert en hij beheerst een gevarieerde lichaamstaal. De vos houdt zich overdag schuil in zijn burcht. ’s Nachts gaat hij op jacht. Hoewel hij een geduchte jager is, is de vos ook een populaire jachttroffee.

In fabels en verhalen wordt de vos reeds sinds de Oudheid steevast afgeschilderd als slim en sluw. Hij maakt gebruik van de zwakheden van anderen om ze te bedriegen en te misleiden en heeft daar over het algemeen veel succes mee. Hij wekt daarnaast bewondering door zijn slimheid en is meestal vrolijk en zorgeloos. Denk maar aan de fabels van Aisopos en de middeleeuwse verhalen over Reynaart de Vos of de fabel van de La Fontaine over de Raaf en de Vos.

Schrander. Succesvol. Vrolijk. Zorgeloos. Tikkeltje opportunistisch. Dolend. Solitair. I’ll take it. Hij is het ultieme fabeldier. De vlucht in het bos van de Romantiek. Al die verhalen brengen ons naadloos naar de ganzenveer.

 

De ganzenveer

De ganzenveer of penna werd op het einde van de 7de eeuw geïntroduceerd als schrijfpen en werd pas in het begin van de 19de eeuw door de metalen pen verdrongen. Ze werd het meest populaire inkthoudend schrijfgerief  en verving de oudere kras- en rietpennen. De ganzenveer staat dus symbool voor het opschrijven van 12 eeuwen aan verhalen en bronnen. Daarmee combineert het twee van mijn grote passies. Literatuur en geschiedenis. De ganzenveer staat symbool voor de historische waarde van woorden op papier te zetten. Ze is gebruikt voor het schrijven van brieven en poëzie. Voor het optekenen van manuscripten en verluchten van miniaturen. De ganzenveer is Shakepeare en Erasmus. Hart en Hoofd. De ganzenveer is een instrument en een wapen. Het is een werktuig en kunstwerk. Zij vertelt ons fabels. Zij leert ons lyriek. Zij is liefde en rouw. Schoonheid en tragiek.
 

Voor zo lang ik me kan herinneren, ben ik gefascineerd geweest door verhalen en al in de lagere school keek ik uit naar de opstel-opdrachten. In verhalen zit een wereld vervat. Verhalen zijn onze kijk op onze realiteit en onze vlucht uit onze banaliteit. Van zijn vroegste samenlevingsvormen creëerde de mens het verhaal. De haard. De vuurplaats waarrond mensen zich verzamelden om zich te verwarmen en beschermen en waar van in het begin de kracht van het verhaal werd geboren. De mythe.  Taal is de dochter van het geheugen. Volgens de oude Grieken was het Mnemosyne (het Geheugen), de Titanide, die de mensen het woord en de taal schonk. Bij haar verwekte oppergod Zeus negen dochters. De muzen. De muzen brachten de mensen lyriek, retorica, geschiedenis, epiek, liederen en hymnes, filosofie, tragedie en komedie, en poëzie. Al het mooiste dat de taal ons kon bieden. “The arts are daughters of memory, the recollection of what it is to be alive.” dixit Stephen Fry. De man die als geen ander de waarde, de kracht en de schoonheid van taal predikt. Onze taal en onze verhalen maakten ons mens en in zijn verhalen greep de mens naar wat er buiten zijn bereik lag: “Ah, but a man’s reach should exceed his grasp or what’s a heaven for?” dichtte Robert Browning. Alleen in onze taal ligt onze oneindigheid en onsterfelijkheid vervat. Grenzeloos. Oeverloos. De ganzenveer meer dan 1000 jaar ons instrument om die oeverloze schoonheid te vatten.

zaterdag 4 juli 2020

Bubbel


Doe jij dat ook: een boek lezen om te verdwijnen? Het is me vaker overkomen de afgelopen maanden. Het lezen en het willen verdwijnen. De realiteit was te confronterend. We hebben ons als in een dystopische Orson Welles geschikt naar ons lot. Overgeleverd aan de nieuwe wetten van de natuur. De nieuwe wet van de sterkste. Dwalend door de straten, op onze hoede voor de nieuwe Darwiniaanse selectie. De best aangepasten onder ons zullen de overzijde halen. Iedereen is verdacht. Iedereen is gevaarlijk. L’enfer c’est les autres. In een grote boog om elkaar heen. Buren bespionerend van zodra de eerste barbecue-aroma’s ons bereiken. Onze “Lord of the Flies”-clan tegen de hunne.

Vanachter onze maskers wagen we ons in het parallelle universum van de buitenwereld. Weifelend stappen we door een Murakami-portaal de surrealiteit van het volgende normaal binnen. Het leven is anders gelopen. Het leven is elders. Verweesd blijven we achter. We zijn de Oliver Twist van de liefde geworden. Kommetje vooruit: “Can I have some more please?”. Onze dappere nieuwe wereld laat zich heroveren door de natuur. Weldra waden we door de straten, tussen de wilde beesten, kijkend naar de resten van de boomhutten die we bouwden. Strelend langs de littekens van ons oude leven, de tatoeages van ons verleden. 

Het is de catch 22 van onze tijd. We zijn bang om alleen te zijn. We zijn bang om samen te zijn. Angst is een slechte raadgever. Wat zou je doen als je niet bang was? Een vraag die ons na het Covid19-tijdperk zal dwingen om een keuze te maken. Wie opent in de stad der blinden als eerste de ogen? 2020 kondigde zich aan als het jaar van de transformatie. Weet u nog wel? Misschien is dat wat er gebeurt. Niets zal nog hetzelfde zijn. Er resten ons geen goden meer. We zullen het zelf moeten doen. Ogen dicht en dapper het konijnenhol inspringen. Op zoek naar Wonderland. Op zoek naar het nieuwe gelukkig zijn. “Geluk is gevaarlijk”, orakelde Kopland ooit, maar laat je niets wijsmaken. Angst is relatief. Liefde is absoluut. Als je weer buiten mag komen, waar ga je dan heen? Wie zoek je dan op? “De enige wet van de liefde is zonder toevlucht te zijn.”

Waarheen het je ook leidt, vergeet niet om even in de bib langs te gaan. Nog één quote en dan houd ik er mee op. “Alleen wie alle verhalen kent, kent de wereld.”, schreef Mulish. Doe jij dat soms ook: een boek lezen om te verdwijnen?

zaterdag 16 mei 2020

Kom maar klappen voor mij


Hoewel de zomer in aantocht is, hebben we het vandaag moeilijk om optimistisch en enthousiast te zijn. We zijn bij voorbaat gebroken door het vooruitzicht van alles wat er  niet zal zijn deze zomer. We leven in een periode van angst, van isolatie en van dood. Meer dan ooit groeit plots het besef hoe nietig we zijn tegenover het brute geweld van onze microscopische vijand. Maar lieverds, … nietig, dat waren we altijd al. Voor mij volstaat het om in de verlatenheid van de nacht aan de voet van de 12de-eeuwse St.-Germanuskerk of de 13de-eeuwse O.-L.-Vrouw ten Poelkerk te gaan staan en omhoog te kijken om mijn nietigheid te begrijpen. Niet alleen in schaal, maar ook in tijdloosheid. Niemand van ons is tijdloos. Het enige waar covid19 in geslaagd is, is om onze sterfelijkheid exponentieel uit te vergroten en ieders instinctieve angst voor de dood en overlevingsdrang evenredig te vergroten. Maar nietig, … dat waren we vorig jaar ook al.

Toch zijn er nog mensen die deze tijden aangrijpen om hun agenda naar voren te schuiven. Je zou denken dat een pandemie van deze orde mensen, figuurlijk althans, dichter bij elkaar zou brengen. Hoe minder menselijk contact we concreet nog overhouden, hoe luider onze verzuchting naar meerzaamheid zou moeten klinken. In het aanschijns van het vagevuur zouden al onze banale triviale ideologische verschillen moeten verschrompelen. Maar we zijn onverbeterlijk. We bombarderen elkaar nog steeds met het moreel gepolariseerde tribalisme dat zo eigen geworden is aan onze tijd. We bevechten nog steeds de anderen omdat ze een andere mening hebben dan wij. We zoeken naar verborgen agenda’s van de wetenschap, terwijl wetenschap enkel op basis van empirische feiten opereert en niet onderhevig is aan moraliteit. 

Als we nu onze verschillen niet kunnen relativeren. Wanneer dan wel? Mensen die boos achter hun gordijn zitten te kijken hoe de buren staan te klappen voor de zorg om 20u ’s avonds. Omdat zij vinden dat dat toch niets uithaalt. Omdat zij niet meedoen aan ‘hypes’. Omdat je van ‘applaus niet kan eten’. Onvoorstelbaar. Waarom revolteren tegen iets dat geen kwaad in zich draagt? Niemand verplicht jou om mee te klappen. Ik zie hele gezinnen aan de deur staan applaudisseren. Kleine kleuters die flink met hun pollekes klappend de impliciete waardeoverdracht ondergaan dat het ok is om waardering te tonen. Dat solidariteit waardevol is. Dat ‘dank je wel’ zeggen een mooie vaardigheid is. Dat is toch wat we hen willen meegeven. Dus klap voor de verplegers. Juich voor de onderwijzers. Go loco voor de bakkers die nooit gestopt zijn. Leef la vida loca voor de leveringsdiensten en de postmedewerkers. Richt een tribune op voor de virologen en politici. Wees dankbaar. Het is zo eenvoudig.  Relativeer je eigen gelijk gerust een beetje. Wees aardig. Als je domme opmerkingen ziet passeren op je sociale media, ga er niet op in. Je zal geen voldoening halen uit het feit dat jij in het juist kamp zat in de pseudo-ethische discussie over Peruviaanse kittens. Toon dat jij de onwetendheid hebt overwonnen. We willen niet in twee kampen uit de lockdown komen. 

Wanneer we met z’n allen, gevaccineerd, uit quarantaine zullen mogen komen, mogen herademen zonder masker. Wanneer we alle markten en pleinen hebben omgetoverd in grote terrassen waar iedereen zijn eigen drankje meebrengt om te delen. Wanneer we op die zonovergoten terrassen niet meer kijken naar gendernormen, kleur, religie, inkomen, diploma, … om een glas te delen met iemand. Sta dan recht en applaudisseer. Dan hebben we gewonnen. In meerzaamheid. 

Kan je zo lang niet wachten? Kom gerust klappen voor mij. We drinken er een glaasje wijn bij. Op anderhalve meter. Gewoon. Omdat dat aardig is.