zondag 25 december 2011

Vreed' op Aard

Het is weer die periode van het jaar: de feestdagen. Vreemd eigenlijk. Iedereen weet dan meteen waarover je het hebt. DE feestdagen. Iedereen moet aan het feesten gaan. Plots veranderen het straatbeeld, alle handelszaken, de programmatie van televisie, onze eetgewoontes, onze menslievendheid, onze vrijgevigheid, onze verdraagzaamheid, ons geduld,...
We nestelen ons samen in een kunstmatige heimat op bezoek bij familieleden waarvan we de voornamen van hun kinderen niet eens kennen. Daar complimenteren we elkaar telkens over hoe 'gezellig' het huis is ingericht, wat enkel wijst op de onmenselijk zielloze functionaliteit die onze burcht tijdens de rest van het jaar uitstraalt, maar waarnaar we ook telkens terugkeren als onze seculiere samenleving vindt dat het weer welletjes is geweest. De dure flessen wijn mogen worden geopend en er wordt vlees geserveerd waaraan elke zichzelf respecterende dierenrechtenorganisatie zijn volledige jaarbudget zouden moeten opmaken. Deze clanvergaderingen moeten ook worden opgeluisterd met het uitwisselen van de geschenken. Niemand komt de maand nog door zonder minstens twee dagen te hebben meegerend in de rat-race van obligatoire zij het overbodige vrijgevigheid. We kopen dingen die mensen niet nodig hebben zodat zij zich verplicht voelen om ons dingen te geven die wij op onze beurt niet kunnen gebruiken.

Amper een week nadat we zo gulzig het leven hebben geconsumeerd, is het tijd voor de goede voornemens. We straffen onszelf voor de overdaad die we net achter de rug hebben. Eindelijk al die overtollige massa afwerpen, stoppen met zoveel alcohol te drinken, opnieuw beginnen sporten, meer ijver in onze job stoppen, minder met onze job bezig zijn, eindelijk al die taken in huis opknappen, een hobby oppikken die we sinds onze kindertijd hadden opgegeven, al die films bekijken die we nog willen hebben gezien, al die boeken lezen die we nog hebben willen lezen, dit jaar wel een goed doel steunen, minder televisie kijken, dat foto-album maken, eindelijk die citytrip plannen, meer tijd maken voor je vrienden, of beter nieuwe vrienden maken, minder aandacht besteden aan mensen die het niet verdienen, nieuwe idolen aanbidden, eindelijk die spirituele tatoeage laten zetten, iemand laten gevangenzetten, op begrafenissen opduiken waar je niet thuishoort en luidop lachen, iemand aanrijden zodat je eindelijk weet hoe vluchtmisdrijf aanvoelt, nagaan of dakloze mensen echt niet worden gemist als ze plots verdwijnen, een aanvraag indienen voor een Duitse naturalisatie om echte schuld te kunnen ervaren of meteen op de NVA stemmen, in je arm krassen om jezelf weer een tiener te voelen,... We mogen ambitieus zijn.

Mijn ambitie: "Eén keer indruk maken op één persoon zodat ze nog één keer naar me glimlacht."

vrijdag 23 december 2011

De Profeet (excerpt4)


“Doe me nu eens een plezier en tel ze eens.... alle mensen op straat waar je geen boodschap aan hebt. Alle mensen waarvan je weet dat je prima zonder hen kan. Alle mensen die je morgen niet zal missen.
Tel eens alle kinderen waarvan je blij bent, dat niemand je kan verwijten dat jij er verantwoordelijk voor bent.”

(...)

Hij zette zich op de dorpel van het raam, nam een sigaret en stak ze aan door diep te inhaleren. Met gesloten ogen blies hij de rook over de stad uit. Hij dacht opnieuw aan de onaangekondigde confrontatie van vanmorgen. Hij had geen spijt van zijn reactie. Hij wou niet vriendelijk zijn. Vriendelijke mensen zijn zwakkelingen. Hij keek naar de regenachtige voormiddaglucht. Zelfvoldaan grijnsde hij. Niemand zou ooit kunnen binnendringen in zijn wereld. Hij stond daarboven …ver daarboven en keek vol afschuw naar beneden. Grace Slick schreeuwde binnen in zijn hoofd, oorverdovend boven de geluiden van de stad. When logic and proportion have fallen sloppy dead … Remember what the dormouse said… FEED YOUR HEAD…FEED YOUR HEAD !”.

(...)
Eenzaamheid dat vreet aan je. Van binnenuit. En je beseft pas dat je eenzaam bent, wanneer het al veel te laat is. De televisie, de post, muziek en Internet, dat worden je gesprekpartners en vrienden. En voor je het goed en wel beseft ben je zodanig van de buitenwereld vervreemd dat je willekeurig executerend het plaatje oppoetst.

dinsdag 20 december 2011

Walk / Don’t walk


Interviewer: “Wat zou je doen als de wereld overmorgen zou vergaan?”

Als ik dood ga, wil ik het leven opzoeken.
En dan, zo rond drie uur ’s middags:
De zon schijnt
Manhattan lacht.
Ik houd je hand vast.
Jij bang om over te steken
Ik blij om verder te gaan.

naamloos


Ik denk dat ik vergeten ben
wat echte onschuld is.
Glimlachen om niets
en niemand die je daarop wijst
En jij doet wat ik wil
En jij wil wat ik doe

In één gedicht, als in een wereldstad
Krijg je je ene kans…

Alice keek niet achterom op weg naar Wonderland.

“Le rouge et le noir ne s’épousent-ils pas?”


De stille kille winterochtend
Kraakt tussen mijn vingers

De maan   De zon      Wie maalt er om?
De dag moet toch beginnen.

En hoewel je binnen handbereik
Voor mij m’n grootste kwelling blijft
Het gaat zo keer op keer …
Persephone ontglipt me weer…

De Profeet (excerpt3)

Als ik al één ding heb geleerd, dan is het dit : Alles is banaal. Jij bent dat en ik ook. Mijn grootheidswaanzin is de meest eerlijke vorm van ambitie die er is. Het existentialisme is een toegift aan de middelmatigheid. Het leven heeft enkel zin voor jezelf, net daarom moet je jezelf zinvoller vinden dan de anderen. En daarmee zijn al die hopeloze romantici ook ineens geleerd. Sterven voor iemand anders? Sterven voor de liefde? Wat een illusie…
Liefde is geen aangeboren emotie. Het wordt ons aangeleerd. Opgelegd. “Love is all you need” en dan worden neergeschoten…? Neen, dank je.

Zijn leeftijdsgenoten begrepen hem net zo min hij hen ooit had begrepen. De mannen van zijn leeftijd waren allen mooi ‘on cue’ begonnen aan hun midlife crisis. Onvoorstelbaar. Hoe kan je nu na 50 jaar pas merken dat het leven per seconde verder uit je greep glipt. Hij had zijn hele leven al begrepen dat we in één enkele beurt spelen en dat de invulling van die ene kans op geen enkele manier bevredigend is. In hun onwetendheid hadden ze voldoening gevonden in de legende dat het leven pas zinvol is als proces van zelfontplooiing, een proces dat een intrinsieke tegenstelling is. Elk proces is eindig, zelfs dat van het ongedefinieerde volledige zelf. Hoe kan je in een eindige tijd een oneindige ontwikkeling verwezenlijken? Daar had hij geen 50 jaar voor nodig gehad,… Om dan als een zielige heruitgave van onze meest extreme ontwikkelingsperiode aan de hand van jonge vrouwen en snelle wagens met een impotente lul de puber te gaan uithangen.
Er is niet zoiets als de ideale leeftijd: op geen enkel moment in het leven bereik je het hoogtepunt. De inerte en intrinsieke angst voor de dood is dan ook snel gerelativeerd. De dood is zwart en pijnlijk omdat de mens vanuit zijn chemische hang naar relaties afscheid heeft gedramatiseerd. Aangezien we als creatie geen intrinsieke functionele  definitie hebben, is de eindigheid ervan even triviaal als het wezen an sich.

“In my glass coffin, I’m waiting…” (P.J. Harvey)

(fragment uit "De Profeet" - de voorbeschreven uitspraken zijn bij monde van een fictief personage.)

De Profeet (excerpt2)

De ‘urban jungle’ bestond echt…, maar niet hier. Vaak leek de stad nog veel te klein om er echt in te verdwijnen. Zijn thuisstad was een niemendal in vergelijking met zijn visioen: De Metropool.

Een kunstmatig gecreëerde haven voor de mensheid. Alle dagdagelijkse beslommeringen zouden hier worden opgeheven: de gebetonneerde metropolis bood soelaas. In een urbane omgeving waarin miljoenen mensen op hetzelfde tijdstip in een georchestreerde chaos konden bewegen, daar zou hij tot rust kunnen komen. Hier in dit excuus voor een heimat, miste alles de grootschaligheid van wat hij zichzelf als natuurlijke habitat had toegedicht. Metropolis zou een stad van steden zijn. Waar niemand woonde maar waar iedereen thuis was. Idealiter gelegen op een schiereiland en met grote betonnen en metalen tongen verbonden met het vasteland. Zodat iedereen zeer bewust de stap moet wagen en zodat de stad als door een voortdurend voedende sonde zou aandikken. Metropolis zou een menselijk product zijn. De mens bestaat nu enkel nog dankzij wat hij zelf heeft gecreëerd. Er zou geen behoefte zijn aan groen en bijgevolg geen plaats zijn voor de mensen die vanuit een soort van existentiële leegte hun prehistorische omgeving willen heropwaarderen. Hoe anders dan in zijn allerindividueelste vorm zou een mens tot volledige ontplooiing kunnen komen. Daarvoor heeft de mensheid een nieuw utopia nodig. En dat bestond niet. Althans niet hier. Niet hier waar middelmatigheid wordt gepropageerd door zelfuitgeroepen idolen die zich enkel onderscheiden van de plebejers, omdat ze de enigen zijn die nog bevrediging vinden in het gehoord worden door anderen, zomaar anderen, eender wie eigenlijk. Verachtelijk. In Metropolis was iedereen niemand en net daarom zou er een universele gelijkheid zijn. De grijze massa zou in stilte bewegen doorheen de stenen nestwarmte. Vrijheid in uniformiteit. Vrijheid in creativiteit. Paradoxaal, maar zaligmakend. Wat als niemand zich stoort aan wie je bent. Dan voelen we ons allemaal aanvaard. Niemand oordeelt in Metropolis. Zij die pogen zich te verheffen boven de anderen worden door de stad zelf opgeslokt. Nooit nog wordt er van hen ook maar een woord gehoord. We creëren een nieuwe cultuur, die autonoom de controle overneemt. Zodat niemand nog persoonlijk verantwoordelijk is voor wat anderen doen. Enkel voor zichzelf. En hoe vetter de stad wordt, hoe meer zij uitnodigt om tot rust te komen. Uiteindelijk zou zij over de wereld uitdijen en zo een einde maken aan wat de mens van in het begin om onverklaarbare reden heeft betracht: zichzelf een plek toe te eigenen waar hij meent aanspraak op te hebben. Alsof zijn louter toevallige genetische combinatie overeenstemt met een kloot aarde die op een of andere vreemde deterministische manier zou zijn gereserveerd.

(fragment uit "De Profeet" - de voorbeschreven uitspraken zijn bij monde van een fictief personage.)

maandag 19 december 2011

De Profeet (excerpt1)

(...)

“Soms vraag ik me af of de mensen die ik  dagelijks kruis, wel beseffen  waarmee ze  bezig zijn. Zoveel mensen lijken me zo dom...,weet je..., achterlijk ..., marginaal. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom sommige mensen op straat luidruchtig zijn.
Ik vind dat iedereen maar best met zichzelf zou bezig zijn. Waarom is dat eigenlijk, dat sommige mensen denken dat ze zo bijzonder interessant zijn? Niemand is interessant,... ik vind niemand bijzonder.
En dan denk ik dat ik de enige ben die nadenkt over zichzelf. Mensen zijn bang om over zichzelf na te denken. Want wat als ze zichzelf niet leuk vinden? Of achterlijk vinden of stomweg lelijk vinden.
Er zijn namelijk heel veel lelijke mensen. Lelijke mensen zouden een flink pak rammel moeten krijgen omdat ze op straat komen.
Dat zou de stad een veel aangenamere plaats maken. Zo hier en daar wat wieden. Ik hou ook niet van agressieve mensen. Agressieve mensen zouden een klap voor hun bek moeten krijgen.”

Hij had een oprechte afkeer van mensen. Neem nu mensen die zonder een sportieve motivatie een trainingspak dragen of veertigers die fleece dragen. Mensen die, om een niet-eshtetische reden, hun haar niet kammen. Kinderen die hun haar mogen kleuren. Zwaarlijvige vrouwen die roze kledij dragen. Mensen ouder dan twintig die nog dreadlocks hebben. Mensen die om andere redenen dan het vervoer van boodschappen, winkelzakjes gebruiken. Mensen waarvan de tanden zelfs met gesloten mond nog opvallen. Mensen die de uitbater van een frietkraam bij de voornaam aanspreken. Oude mannen met nauwaansluitende dunne wollen truitjes. Neem nu mensen die het touwtje van hun kap aanspannen of gewoon mannen met sandalen en uiteraard de immer wat zieltogende rokers.
Hij had een afkeer voor zonnebankvrouwen en mannen met geverfd haar of een pruik. Niemand hoort levensmiddelen te kopen bij Oxfam. Waarom neemt men daar trouwens systematisch mensen aan die zelf een liefdadigheidsdoelgroep lijken te zijn. Waarom, trouwens, leggen sommige winkels ‘luiers voor volwassenen’ in het uitstalraam? Is dat nu al reclame?
Onbegrijpelijk dat sommige mensen effectief bewust moeten worden gemaakt van hun aftakeling, omdat ze met hun met alcohol doordrenkte, laaggeschoolde brein zelf niet inzien dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor elke volgescheten seniorenluier. De mensen zijn zodanig bang geworden voor de dood dat ze zelfs incontinente bejaarden het leven willen vergemakkelijken, om nog wat langer te kunnen genieten van een leven dat van meet af aan zinloos was gebleken. Daarom kon hij er ook absoluut niet bij dat de mens ook zijn ‘mislukte exemplaren’ probeerde te camoufleren onder de noemer ‘mindervalide’ en hen op een kinderachtige manier verplichtte om het hele samenlevingsspelletje in een soort van light-versie mee te spelen. Een beetje semantiek kon nochtans snel een einde maken aan de onduidelijkheid. Validiteit is de mate van geldigheid. Dus invalide betekent letterlijk ‘ongeldig’. Makkelijk, toch  …?

(fragment uit "De Profeet" - de voorbeschreven uitspraken zijn bij monde van een fictief personage.)

Tijdreizigers

Omdat het zo regende en er geen tafeltje meer vrij was in onze stambar, zijn we binnengevlucht in een café aan de overkant van het plein. Onze dampende dagsoep is al opgediend wanneer ik opmerk dat er aan de overzijde van de straat een koppeltje tieners elkaar verliefd vasthoudt. Het ergert me meteen. Ze schuilen voor het gure weer, om de hoek van het plein onder de overhangende balkons van een bankgebouw. Het meisje heeft haar hoofd op de borst van de jongen gelegd en houdt hem stevig vast. De jongen staart wat over de schouder van zijn vriendinnetje, mijmerend over wat zijn vrienden nu aan het doen zijn. Het lijkt me ook niet meteen een romantische plek om een vrijdagmiddag door te brengen.
"Hoe lang staan die twee daar al?", vraag ik mijn tafelgenote zonder mijn blik af te wenden van het absurde liefdestafereel. We nemen beiden het pijnlijk amateuristisch staaltje kalverliefde in ons op.
"Ik denk dat hij het aan het uitmaken is...", redeneert mijn disgenote.
"Dan is hij niet goed bezig... Ik denk dat ze zwanger is. Hij ziet eruit alsof hij in shock is."
"Ze zijn er vroeg bij tegenwoordig..."
"Ofwel is het zijn zus,", bedenk ik, "en heeft hij die zwanger gemaakt...!"
"Ze wisten nochtans dat het niet mocht..."

Ondertussen is onze collega binnengewandeld. Ze schudt de regen van zich af. Tevreden zet ze zich achter de kom soep, die we reeds hadden besteld. Eén ogenblik was onze aandacht van het minderjarige VT4 koppeltje weggedraaid en even snel zijn ze verdwenen. Tijdreizigers! Net zoals in "Kruistocht in spijkerbroek", daarom stonden ze vastgelijmd op die vreemde plek onderaan het bankgebouw!
Beteuterd schuift onze collega haar kom voor zich uit: "Mijn soep is geschift!"

Lange tenen

Voor de eerste keer voel ik wat schroom wanneer ik begin te schrijven,... : het is druk in de trein. We zitten met z'n vieren ingesloten rond het kleine tafeltje. Tegenover me zit een oudere mevrouw, het lijkt een mama. Flink zit ze haar boterhammen op te eten. Ze heeft lieve ogen en staart uit het raam.
Rechts van me, en daar tegenover, zitten twee jonge blonde vrouwen. Allebei verscholen achter het schild van hun handtas. Ze zien er elkaars spiegelbeeld uit, verdoken, weggemoffeld in warme winterkleren. Ik weet niet van wie ik het meeste bang ben. De jongedames zien er niet uit alsof ze begrijpen waarom iemand zomaar schrijft. Ze zouden me een vreemde oude man kunnen vinden. De mama tegenover me daarentegen ziet er belezen uit. Ik kan me nu al voorstellen hoe ze zou glimlachen naar mijn jeugdige naïviteit waarmee ik naarstig mezelf probeer te overtuigen dat ik met mijn prozaïsch gewauwel een verdoken talent probeer te voeden.
Plots wisselen ze van rol. De mevrouw neemt haar gsm en begint intens te sms'en, de blondine naast me kijkt nu op haar beurt dromerig naar buiten. Misschien heeft geen van deze dames maar zelfs gemerkt dat ik hier zat. Ik ga meteen op hun tenen staan als ik uitstap.

Het fair trade feetje

"Waarover schrijf je eigenlijk?", vraagt ze. Ik moffel mijn schriftje weg,"Over niets...". En daarmee heb ik niet gelogen. Het gaat over niets, over mijn niets, over alle mensen die ik zie die niets voor me betekenen. Net als de new-age mama, die nu naast me zit. Ze noemt zichzelf 'moeke' als ze tegen haar twee jaar oude dochtertje spreekt. Het kind, nu al ongemanierd, burpt luid, wat mama lijkt te appreciëren. De teva-sandalenmama begint met een artisanaal zakmes een appel te snijden. Ze probeert haar dochtertje aan het zingen te krijgen.
"Ook een stukje?" Ik kijk verschrikt op van mijn nota's. De oxfamhand reikt een stuk appel in mijn richting. "Dank u.", schud ik het hoofd. Geschrokken van zulke directe sociale uitnodiging. Het dochtertje is ondertussen aan het krijsen gegaan. Het is duidelijk dat moeke kiest voor waardeoverdracht gecentraliseerd rond vrijheid van het individu. Ze excuseert zich bij het kind wanneer ze vraagt om het wat stiller te doen. Duidelijk gedesillusioneerd door haar eigen conformisme. Ze maakt het goed door haar dochtertje te laten spelen met het mes.
Wat moet er van haar dochter worden? Ze wil vast dat haar dochter een vrije zelfstandige sterke vrouw wordt. Ik weet nu al dat het meisje zal opgroeien als een naief, wereldvreemd fairtrade feetje. Soms begrijp ik niet waarom mensen hun ogen zo sluiten. Moeke heeft nog veel werk. Jammer dat ze zo mooi is.

Worstenbroodje

De stoelendans is begonnen. De coupé biedt net genoeg plaatsen zodat iedereen toch alleen kan zitten in zijn twee- of vierpersonenbankje. De onhandige, gehaaste meneer met de bril, een academicus lijkt me, stapt verward door terwijl hij doorheen de coupé kijkt. Het lijkt alsof hij weer in de kleuterklas zit: alle kindjes zitten en nu heeft hij geen stoel meer. Ongemakkelijk snuift hij en besluit dan, politiek correct, om te gaan zitten op de bank waarnaast hij was gestopt. Tegenover hem zit een Aziatische man, langgerekt gezicht en bijna oranje van kleur. Op het tafeltje ligt een boek: "Nederlands debutant", een vreemde Gallische spraakverwarring die meteen het niveau van zijn doelstelling verraadt. De man wipt op wanneer de intercom aan de hand van een Limburgse vrouwenstem meedeelt welke stations we deze keer zullen aandoen. De academicus heeft ondertussen zijn krant opengeslagen en verzinkt in zijn biotoop.
In een groepje Limburgse tienermeisjes wat verder in de coupé, leest een schelle stem de krantenkop: "Moebarak moet vertrekken."
"Ja, en hoog tijd!", bevestigt de andere terwijl ze haar nagels checkt die ondertussen een sms-je versturen. Het verzet start altijd bij de jeugd. Het derde meisje valt bij: "Mijn worstenbroodje is al op!"