Zelfs over deze eerste zin, die u
nu leest, is te lang nagedacht. Ik wou een complexe constructie maken waarin ik
tegelijk meld én verantwoord dat ik op zaterdag 27 augustus 2017, zo rond 22u00
met tranen die over mijn wangen biggelden, zat te kijken naar Zomergasten op de
VPRO. - Ik ga even verder in de veronderstelling dat iedereen het fenomenale
tv-format “Zomergasten” kent om mijn punt te maken.-
Nederlandse cabaretière Claudia de Breij trakteerde ons op een fragment uit de documentaire “De Kinderen van Juf Kiet”, die het verhaal vertelt van een Nederlandse onderwijzeres die zich bekommert om het lot van o.a. Syrische kinderen die in Nederland worden opgevangen. In het fragment zien we hoe juf Kiet met twee broertjes aan de slag gaat om hen in een absoluut rudimentair Nederlands te laten vertellen dat ze, nu ze in Nederland zijn, eindelijk weer kunnen slapen ’s nachts. De jongste van de broertjes, ik geef de jongen een jaar of zes, slaagt er echter nog niet in om het in zijn beperkte woordenschat op te brengen om te verwoorden wat er achter zijn angstige starende ogen schuilgaat. Maar dan moet de mokerslag nog komen. In een aansluitende scene hebben alle kinderen van juf Kiet een mooie bloem gekregen. Ze nodigt hen een voor een uit om naar een grote wandspiegel te wandelen en zichzelf aan te kijken. En dan helpt er geen soundtrack of voice-over meer om te verzachten wat we zien: kinderen, nog geen tien jaar oud, die zichzelf niet in de spiegel kunnen aankijken. Bang van wat ze zullen zien. Bang om in hun eigen ogen opnieuw de angst en de gruwel te zien. Bang om voor het eerst in hun leven zichzelf echt te zien en bang voor wat ze zullen vinden. Hartverscheurend, hoe juf Kiet deze kinderen overtuigt dat ze mooi zijn. Het universele onrecht van de vermoorde onschuld.
Nederlandse cabaretière Claudia de Breij trakteerde ons op een fragment uit de documentaire “De Kinderen van Juf Kiet”, die het verhaal vertelt van een Nederlandse onderwijzeres die zich bekommert om het lot van o.a. Syrische kinderen die in Nederland worden opgevangen. In het fragment zien we hoe juf Kiet met twee broertjes aan de slag gaat om hen in een absoluut rudimentair Nederlands te laten vertellen dat ze, nu ze in Nederland zijn, eindelijk weer kunnen slapen ’s nachts. De jongste van de broertjes, ik geef de jongen een jaar of zes, slaagt er echter nog niet in om het in zijn beperkte woordenschat op te brengen om te verwoorden wat er achter zijn angstige starende ogen schuilgaat. Maar dan moet de mokerslag nog komen. In een aansluitende scene hebben alle kinderen van juf Kiet een mooie bloem gekregen. Ze nodigt hen een voor een uit om naar een grote wandspiegel te wandelen en zichzelf aan te kijken. En dan helpt er geen soundtrack of voice-over meer om te verzachten wat we zien: kinderen, nog geen tien jaar oud, die zichzelf niet in de spiegel kunnen aankijken. Bang van wat ze zullen zien. Bang om in hun eigen ogen opnieuw de angst en de gruwel te zien. Bang om voor het eerst in hun leven zichzelf echt te zien en bang voor wat ze zullen vinden. Hartverscheurend, hoe juf Kiet deze kinderen overtuigt dat ze mooi zijn. Het universele onrecht van de vermoorde onschuld.
Ongeveer een week geleden zat ik vreemd
genoeg met een soortgelijke stemming, naar aanleiding van een column die ik wou
afwerken voor onze stadsblog. Ik zou naar aanleiding van “Jazz Around the
Clock”, van zaterdag 20 augustus, een korte impressie neerschrijven. Ik had al
klaar dat het viertal muzikanten op vakkundige wijze, gepolijste versies had
ingeoefend van klassiekers als “Killing me Softly” tot “What a wonderful
world”. Ik zou uitweiden over hoe de setting van dit intieme concert, in het Apostelenhof,
in de schaduw van de St.-Germanustoren, me had toen terugdenken aan een avond
in Straatsburg toen ik met open mond had staan kijken naar een jonge kerel die
bij het vallen van de duisternis had postgevat aan de voet van de toren van de
kathedraal, helemaal alleen, met zijn cello, en met zijn weemoedige melodie
niet alleen de mensenmassa had staande gehouden, maar ook de ontzagwekkende
kathedraal had gehuld in een melancholische historische gloed. Het spreekt voor
zich dat de vergelijking ophoudt bij het feit dat bij beide gelegenheden live
muziek werd gespeeld aan de voet van een kerkgebouw. De beleving van beide
ogenblikken liggen mijlenver uit elkaar. En toch had ik een zwaarmoedig gevoel
overgehouden aan de, in falsetto gezongen, “Wonderful World” van Louis
Armstrong die zaterdag door het jazz-combo werd gebracht. Geenszins door de
uitvoering waar, technisch gezien, weinig op aan te merken viel, maar wel door
het cynisme van de songkeuze.
Diezelfde ochtend stond er in de Standaard namelijk een grote coverfoto van de
Ramblas in Barcelona, getrokken net na de doortocht van de gestoorde gek, die
met zijn bestelwagen in een onbestemde dollemansrit alweer zoveel levens had
geëist. Links op die bewuste foto, zien we een man zitten, geknield, wezenloos
voor zich uit starend, bij het lichaam van een kind, waarvan we uit de
verwrongen houding enkel kunnen afleiden dat het de aanslag niet overleefde. Met
de beste wil van de wereld kon ik me niet inbeelden wat er door het hoofd van
die verslagen man ging op het ogenblik dat de foto werd genomen. In mijn ogen
is hij zonder twijfel de vader van het betreurde kind, wiens leven, samen met
dat van zijn zoon/dochter, daar op de Ramblas tot een eind was gekomen. Gedoemd
om verder te leven. Eeuwig schuld voelen om de rolverdeling die bewuste dag.
Het universele onrecht van de vermoorde onschuld.
“The
colors of the rainbow so pretty in the sky, are also on the faces of people
going by.
I see friends shaking hands saying how do you do. They're really saying I love you.
I see friends shaking hands saying how do you do. They're really saying I love you.
I
hear babies crying, I watch them grow. They'll learn much more than I'll never
know
And I think to myself what a wonderful world”
And I think to myself what a wonderful world”
Wat een wondermooie wereld… Tot
vandaag weet ik nog niet of ik de muzikanten van vorige zaterdag hun onwetendheid
en naïviteit wil verwijten, of dat ik hen moet bejubelen om hun dappere
statement, dat ongeacht de nieuwe wereld waarin we onze kinderen moeten zien
opgroeien en overleven, er toch plaats is voor schoonheid, optimisme en
verwondering. Een ding is zeker: Juf Kiet zou het alvast eens geweest zijn met
hun songkeuze.