dinsdag 29 augustus 2017

Het universele onrecht



Zelfs over deze eerste zin, die u nu leest, is te lang nagedacht. Ik wou een complexe constructie maken waarin ik tegelijk meld én verantwoord dat ik op zaterdag 27 augustus 2017, zo rond 22u00 met tranen die over mijn wangen biggelden, zat te kijken naar Zomergasten op de VPRO. - Ik ga even verder in de veronderstelling dat iedereen het fenomenale tv-format “Zomergasten” kent om mijn punt te maken.-

Nederlandse cabaretière Claudia de Breij trakteerde ons op een fragment uit de documentaire “De Kinderen van Juf Kiet”, die het verhaal vertelt van een Nederlandse onderwijzeres die zich bekommert om het lot van o.a. Syrische kinderen die in Nederland worden opgevangen. In het fragment zien we hoe juf Kiet met twee broertjes aan de slag gaat om hen in een absoluut rudimentair Nederlands te laten vertellen dat ze, nu ze in Nederland zijn, eindelijk weer kunnen slapen ’s nachts. De jongste van de broertjes, ik geef de jongen een jaar of zes, slaagt er echter nog niet in om het in zijn beperkte woordenschat op te brengen om te verwoorden wat er achter zijn angstige starende ogen schuilgaat. Maar dan moet de mokerslag nog komen. In een aansluitende scene hebben alle kinderen van juf Kiet een mooie bloem gekregen. Ze nodigt hen een voor een uit om naar een grote wandspiegel te wandelen en zichzelf aan te kijken. En dan helpt er geen soundtrack of voice-over meer om te verzachten wat we zien: kinderen, nog geen tien jaar oud, die zichzelf niet in de spiegel kunnen aankijken. Bang van wat ze zullen zien. Bang om in hun eigen ogen opnieuw de angst en de gruwel te zien. Bang om voor het eerst in hun leven zichzelf echt te zien en bang voor wat ze zullen vinden. Hartverscheurend, hoe juf Kiet deze kinderen overtuigt dat ze mooi zijn. Het universele onrecht van de vermoorde onschuld.


Ongeveer een week geleden zat ik vreemd genoeg met een soortgelijke stemming, naar aanleiding van een column die ik wou afwerken voor onze stadsblog. Ik zou naar aanleiding van “Jazz Around the Clock”, van zaterdag 20 augustus, een korte impressie neerschrijven. Ik had al klaar dat het viertal muzikanten op vakkundige wijze, gepolijste versies had ingeoefend van klassiekers als “Killing me Softly” tot “What a wonderful world”. Ik zou uitweiden over hoe de setting van dit intieme concert, in het Apostelenhof, in de schaduw van de St.-Germanustoren, me had toen terugdenken aan een avond in Straatsburg toen ik met open mond had staan kijken naar een jonge kerel die bij het vallen van de duisternis had postgevat aan de voet van de toren van de kathedraal, helemaal alleen, met zijn cello, en met zijn weemoedige melodie niet alleen de mensenmassa had staande gehouden, maar ook de ontzagwekkende kathedraal had gehuld in een melancholische historische gloed. Het spreekt voor zich dat de vergelijking ophoudt bij het feit dat bij beide gelegenheden live muziek werd gespeeld aan de voet van een kerkgebouw. De beleving van beide ogenblikken liggen mijlenver uit elkaar. En toch had ik een zwaarmoedig gevoel overgehouden aan de, in falsetto gezongen, “Wonderful World” van Louis Armstrong die zaterdag door het jazz-combo werd gebracht. Geenszins door de uitvoering waar, technisch gezien, weinig op aan te merken viel, maar wel door het cynisme van de songkeuze.



Diezelfde ochtend stond er in de Standaard namelijk een grote coverfoto van de Ramblas in Barcelona, getrokken net na de doortocht van de gestoorde gek, die met zijn bestelwagen in een onbestemde dollemansrit alweer zoveel levens had geëist. Links op die bewuste foto, zien we een man zitten, geknield, wezenloos voor zich uit starend, bij het lichaam van een kind, waarvan we uit de verwrongen houding enkel kunnen afleiden dat het de aanslag niet overleefde. Met de beste wil van de wereld kon ik me niet inbeelden wat er door het hoofd van die verslagen man ging op het ogenblik dat de foto werd genomen. In mijn ogen is hij zonder twijfel de vader van het betreurde kind, wiens leven, samen met dat van zijn zoon/dochter, daar op de Ramblas tot een eind was gekomen. Gedoemd om verder te leven. Eeuwig schuld voelen om de rolverdeling die bewuste dag. Het universele onrecht van de vermoorde onschuld.


 “The colors of the rainbow so pretty in the sky, are also on the faces of people going by.
I see friends shaking hands saying how do you do. They're really saying I love you.
I hear babies crying, I watch them grow. They'll learn much more than I'll never know
And I think to myself what a wonderful world”


Wat een wondermooie wereld… Tot vandaag weet ik nog niet of ik de muzikanten van vorige zaterdag hun onwetendheid en naïviteit wil verwijten, of dat ik hen moet bejubelen om hun dappere statement, dat ongeacht de nieuwe wereld waarin we onze kinderen moeten zien opgroeien en overleven, er toch plaats is voor schoonheid, optimisme en verwondering. Een ding is zeker: Juf Kiet zou het alvast eens geweest zijn met hun songkeuze.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten