dinsdag 31 januari 2012

De Profeet (excerpt 7)

De realiteit van de macht die hij in zijn handen had genomen, uitte zich in een sinistere glimlach die plots zijn vertrokken mager gelaat in een ongebruikelijk grimas trok. Hij legde het vuurwapen weer voorzichtig in de beschermende verpakking en sloot het deksel om zijn sacrale openbaring af te ronden. Hij had de doos 
’s avonds mee naar de slaapkamer genomen en op het tafeltje bij zijn bed gezet. In de duisternis reflecteerde zijn zwakke nachtlampje op de zwarte blinkende doos. Voor het eerst sinds tijden sliep hij zonder de demonische visioenen die hem, het leek reeds zijn hele leven, hadden bezeten. De stad schikte zich die avond zacht zoemend naar het lot dat haar nu wachtte. Als een ter dood veroordeelde die vrede heeft genomen met zijn einde en in alle rust zijn executeur goedenacht toewenst.

Maar de volgende ochtend leek hij in een nieuwe wereld te ontwaken. Zijn vaste ochtendritueel was nu reeds onherkenbaar omdat hij niet wakker schokte en naar adem moest happen. Het eerste ochtendlicht had hem gewekt. Zijn blik was meteen naar het nachttafeltje gegleden. Hij had er even tijd voor moeten uittrekken tot het volledig besef hem weer had bereikt dat er nu geen terugweg meer was. De aanwezigheid van zijn finale instrument had zijn profetie voor altijd veranderd. Hij was zijn dag begonnen volgens het gebruikelijke ritueel en had op kantoor geprobeerd om net als anders op te gaan in de afstompende routine die alle mensen reduceert tot functionele organismen, maar op geen enkel ogenblik van de dag had hij dat nieuwe gevoel in zijn maag kunnen doen verdwijnen.

Hoewel hij de markies al dagen niet meer had gehoord, was hij diens laatste verwijt niet vergeten. Maar nu hij klaar was om de wereld voor eens en voor altijd te tonen wat hij al die tijd had willen zeggen, kon hij geen betere getuige bedenken die hij liever aan de zijlijn wou hebben staan.
Zaterdagmiddag was hij zich beginnen klaarmaken. De hele tijd had hij zitten razen, zitten lachen, zitten dreigen, maar de markies gaf niet thuis… “Wacht maar,… vanaf nu voer ik het woord!” Rond 16.00u. had hij zijn flat verlaten.

“Poseur...?”, gromde hij terwijl hij heen en weer ijsbeerde voor de bushalte. “Dat zullen we nog wel eens zien...”. Geen haar op zijn hoofd dat er aan dacht om de belediging van de markies zomaar te laten voorbij waaien. Hij merkte niet hoe omstaanders fronsten naar de vreemde man die in zichzelf liep te praten. Terwijl hij wachtte, werd hij een misselijkmakend gevoel gewaar dat achter in zijn keel kwam opzetten en hem dreigde te verstikken. De markies had er hem voor gewaarschuwd.
Zijn concentratie werd telkens verbroken door een groepje tieners, die elkaar luidkeels verwijten stonden te maken, om indruk te maken op twee trienen die in de halte op het bankje zaten. Doorbijten was nu de boodschap: geen enkele profeet wordt een martelaar zonder zijn woorden in daden om te zetten. “Remember what the dormouse said…”

untitled

Een leven halverwege
Ik ben geen wereldstad
Wat heb je aan modaliteiten
Als je nooit de keuze hebt gehad

Slechts één vrouw voor alle mannen
Slechts één zon voor iedereen
Een dichter uitgeput door te leven
Bestaat op zijn papier alleen.

Peter Pan een grijsaard
Mickey Mouse gevangen
New York zien en sterven

Ik heb nog duizend jaar dingen te doen …

The first rule of Fight Club...

De koude snijdt in mijn gezicht als ik van de trein op het perron stap. Het is al donker en er wacht me nog de wandeltocht naar huis. Ik ben wel iets vroeger dan ik had voorzien dankzij zo'n spitsuurtrein. Dat is bovendien de verklaring voor de massa mensen die in een mum van tijd over het perron stroomt. Bovenaan de trappen naar de tunnel onder de sporen, vormt zich een kluwen van gehaaste pendelaars. Een wat oudere mevrouw duwt me onhandig wat opzij om een plaatsje te winnen. In een flits bedenk ik dat ik haar nu met een flinke duw, samen met een tiental andere mensen in chaotische valpartij naar beneden zou kunnen doen duikelen. In mijn hoofd zie ik al de paniek waarmee mensen onderaan de trappartij beginnen gillen wanneer ze worden bedolven onder de massa tuimelende mensen. Ik schrik als ik mezelf in alle ernst hoor denken: "Snel, bedenk een reden om haar nu niet te duwen", en merk dat ik mezelf al heb schrap gezet om een flinke por te geven.

Net dan overstemt de muziek uit mijn mp3-speler weer het hele gewoel: de openingsakkoorden van "This thing called life" van U.N.O.S. zetten luid aan. Alsof ik een wekker heb die mij wakker maakt wanneer ik al wakker was. En eenmaal de muziek helemaal is doorgedrongen wandel ik plots helemaal alleen het station uit. De vreemde combinatie van de stem van Richard Ashcroft en de vrieskou buiten, heeft me in een soort van cocon gehuld. Er loopt nu zelfs niemand meer door de straten. 

"Oh you got the words when I'm feeling low, like a skimming stone, like a rainbow".

Het zou niet eens mijn fout zijn geweest als ze allen van de trap waren gevallen. Als mensen vervelend willen doen, daar kan ik niets aan doen.
Regel2: Het is nooit onze fout:
Ik kan er niets aan doen dat mensen illusies hebben, dat is niet mijn fout. Het is niet mijn fout dat mensen zichzelf niet in de hand hebben. Ik kan er niets aan doen dat mensen naïef zijn. 

"You don't have to swim with the tide, swim against the tide, just find some hand to hold..."

Het is niet mijn fout dat mensen bang zijn om alleen te zijn. Dat mensen verkrampen als je dichtbij komt, dat is niet mijn fout. Als er mensen twijfelen aan wie ze zelf zijn, daar heb ik niets mee te maken. 

"I want to rewind the tape, turn off the clocks, this is life now, undo my locks"

Dat mensen mij nodig hebben als ik er niet ben, dat is niet mijn fout. Dat mensen me niet nodig hebben als ik er wel ben, dat is ook niet mijn fout. Ik spreek niet voor anderen, dat moeten ze zelf maar leren. Dat mensen mij niet leuk vinden, dat is niet mijn fout.

"Let's do this thing called life... Let's try..."

De hele stad lijkt leeg ondertussen. Zonder dat ik het goed en wel besef, heb ik bijna het hele eind al afgelegd. Thuis is er nog niemand. De kat zat wel aan de achterdeur zitten wachten. Terwijl ik de deur open, bedenk ik met een flauwe glimlach dat ik vandaag een man heb gezien die een doos tegen zijn gezicht aanhield. Zo, in het midden van de straat. Mensen die dozen tegen hun gezicht aanduwen, dat is niet mijn fout.

woensdag 18 januari 2012

De Profeet (excerpt 6)

De gerechtelijk psychiater nam trots een goedkoop plastic mapje uit zijn aktetas, waarin hij een zeer precies beeld had geschetst van de psychopaat die door de pers de Biechtvader en de Profeet was gedoopt. “We hebben te maken met een schizofrene narcistische psychopaat”, begon hij. “Deze man van middelbare leeftijd is hooggeschoold en leeft geïsoleerd van zijn omgeving. Hij is niet sociaal vaardig, waarschijnlijk te wijten aan een jeugd zonder geborgenheid. Een van de ouders of beiden zijn waarschijnlijk overleden toen hij jong was. Hij is bijzonder intelligent en overtuigd dat zijn daden gerechtvaardigd zijn. Hij doodde tot hiertoe enkel mannen. We kijken naar een traumatische angst voor of ziekelijke verering van vrouwen. Zijn slachtoffers waren allen willekeurig op het ogenblik zelf gekozen. Hij kiest zijn slachtoffers vanuit een soort zuiverheidsprincipe. De eerste man was ongemanierd, de tweede was ongeschoold, de laatste was pervers in zijn ogen. Hij voelt het als zijn taak om de wereld te zuiveren van verdorven elementen. Hij zal hiermee pas stoppen van zodra we hem te pakken hebben.”
“En hoe doen we dat?” vroeg de commissaris, die onderuit gezakt het betoog had zitten volgen.
“Hij mengt zich waarschijnlijk niet onder het publiek, leeft ergens alleen, afgesloten, heeft geen vrienden, … We kunnen enkel hopen dat we in de buurt zijn wanneer hij een volgende keer toeslaat.”
“Een volgende keer toeslaat?”, de commissaris ging nu fors rechtop zitten. “De hele bedoeling is dat er geen volgende keer komt! Hoe vinden we die kerel?”
“Dat is uw werk…, daarbij kan ik u niet helpen. Zorg gewoon dat hij u niet vindt. Met deze jongen kunnen we niet onderhandelen. Iedereen in de stad moet op zijn hoede zijn…” Hij stopte zijn mapje weer weg en stond op. Bij de deur draaide hij zich om: “Dat is misschien de keerzijde van dit hele drama. Iedereen zal zijn best doen om een beetje beschaafd te doen in het openbaar. Dan is hij er in zijn eentje alvast in geslaagd om het werk van ons allemaal te doen.” Een flauwe glimlach speelde om zijn lippen, toen hij knikte en weer vertrok.

En zo meteen is er Villa Politica...

Het is woensdag, bijna half twee 's middags, ik zucht terwijl ik wegzap van het journaal. Het laatste item gaat over een nieuwe Vlaamse film die, uiteraard, op snedige wijze een ,uiteraard, tien jaar oud sociaal drama aankaart. Het nieuws is al lang geen nieuws meer zoals het vroeger nieuws was.
Los daarvan, u las het juist: woensdagmiddag, en ik zit gewoon thuis voor de tv. Vast werkloos! Neen. Ziek? Neen. Invalide? Neen. Onder elektronisch huisarrest? Beste gok tot nu toe, maar neen hoor... : Ik sta in het onderwijs!
Het is makkelijk om alle echt werkende mensen jaloers te maken. Iedereen die zelfstandige is of in de private sector werkt, vraagt zich terecht af, waar die vrije woensdagnamiddag toe dient. Ze horen toch zo vaak dat het zo hard werken is in het onderwijs. Het is toch niet omdat de leerlingen naar huis gaan, dat alle onderwijzend personeel ook meteen verontschuldigd moet worden. Kan je al dat werk niet "op het werk" doen? En gelijk hebben ze. Woensdagnamiddag wordt er niet gewerkt.

Woensdagnamiddag is 's middags al de zetel kunnen opzoeken. Woensdagmiddag is het middagjournaal kunnen bekijken. Woensdagmiddag is lekkere soep opwarmen. Woensdagmiddag is nog eens een stripverhaal lezen of een vergeten DVD afspelen. Het is jezelf betrappen dat je uit het raam gewoon even naar het verkeer staat te staren. Of gewoon naar de lucht kijken en jezelf aan een weersvoorspelling wagen. Woensdagmiddag is de muziek extra luid zetten. Woensdagmiddag is besluiten dat je zaterdag wel wat zal klussen. Woensdagmiddag is opmerken hoe winters de tuin er bij ligt. Woensdagmiddag is de opgebrande theelichtjes vervangen door nieuwe kaarsjes. Woensdagmiddag is op weg naar huis dat oude vrouwtje helpen oversteken, omdat je toch niet gehaast bent. Het is vriendelijk zwaaien naar de kapper die aan het werken is. Woensdagmiddag is Villa Politica. Woensdagmiddag is de gitaar van onder het stof halen. Woensdagmiddag is koffie zetten. Het is onder een deken wegkruipen met een goed boek of een oude cd nog eens opzetten. Woensdagmiddag is alles doen waar je je anders een klein beetje voor schaamt. Woensdagmiddag is jong zijn. Woensdagmiddag is poëzie. Maar werken? Neen hoor...
Laat niemand die in het onderwijs staat je ooit wijsmaken dat hij die vrije halve dag nodig heeft om te kunnen bijwerken. Niemand die lesgeeft heeft halverwege de week recuperatie nodig omdat de 'jeugd van tegenwoordig' zo moeilijk is. Niemand die lesgeeft heeft nood aan een break in zijn drukke 22-urenweek.
Ik heb geen bedrijfswagen nodig, geen loonsverhoging of meer vakantie,... Elke week één woensdagmiddag; dat volstaat!

donderdag 5 januari 2012

Zalig zijn de onwetenden

Er zijn op televisie een aantal 'helderzienden' de politieke toekomst van ons land aan het voorspellen. Het enige hulpmiddel dat ze daarvoor kregen van het bijdehandse productieteam, zijn de foto's van respectievelijk Elio Di Rupo en Bart DeWever. Al snel komen de pendelaars en kaartlezers tot hun eerste mysterieuze conclusies. Over Elio Di Rupo wagen ze zich aan stoute voorspellingen als: "Deze man gaat het niet makkelijk hebben dit jaar...". De pendelaar meent zijn hypnotisch gezwengel zelfs wat extra legitimiteit te moeten toekennen met de woorden "... en met dit economisch klimaat!". Zo is het natuurlijk niet moeilijk, iedereen kan een resem waarschijnlijkheden afhaspelen terwijl ze gebogen over zij het een pak kaarten, een rest theeblaadjes, een opengesneden konijn, een verbrand stuk icoon, een CD van Jo Vally of de resten van de afhaalpizza van gisterenavond, zitten te gissen of Bart De Wever nog een rol van betekenis zal spelen in de regionale en/of federale politiek. Het is een sterk staaltje non-televisie. Eén van de kaartlegsters, die nota bene een pak speelkaarten gebruikt, waagt zich aan de voorspelling: "Ik denk niet dat deze twee heren ooit vrienden worden", terwijl ze zich fronsend buigt over de portretten van Di Rupo en DeWever. "Het is alsof er een breuk tussen deze twee loopt.", vervolgt ze.
Een breuk loopt er zeker en het is niet tussen de twee, bovendien weinig flatterende, foto's van onze heren politici. De breuk waarvan sprake ligt meer waarschijnlijk in de hersenpan van deze aardige mevrouw, of de meneer die met zijn pendel net nog zo fraai plaatsnam aan de eettafel, voor de kast die hij erfde van zijn groottante Marja. ("Ze had het zo gewild", althans volgens de pendel!) Of nog, is er een breuk in de kijkcijfergeilheid van de productiehuizen, die op zoek naar de volgende vorm van marginaliteit ongegeneerd de lens binnenduwen bij iedereen die op zoek is naar zijn 'fifteen minutes of fame'. En helaas kan 'lens binnnenduwen' tegenwoordig niet vanzelfsprekend figuurlijk worden geïnterpreteerd.
Het televisielandschap wordt bevolkt door mensen die vinden dat hun partner andere kleren nodig heeft, vrouwen die vinden dat hun man een nietsnut is en dat de hele samenleving daarvan moet getuige zijn, door doorsnee zwaarlijvige tienermeisjes die denken dat ze een ster zijn, door mensen die onder het mom van bij elkaar te gaan eten enkel in elkaars ondergoedla willen snuffelen, door mensen die met een zelfvoldane glimlach vertellen dat hun dochter - met syndroom van Down- altijd al een fan was van Frank Dingenen, door zelfuitgeroepen zangtalenten, chef-koks en sexsymbolen. Hoe minder gecultiveerd je bent, hoe groter de kans dat jij de volgende hit zal zijn. En we staan nog maar aan het begin van wat deze parishiltongeneratie voor ons in petto heeft. Ignorance is bliss...
Gefrustreerd zap ik naar een ander kanaal, waar een of andere dorpsschoolonderwijzer blijkbaar al twee minuten op zoek is naar een achtletterwoord waarvan er al zeven letters in beeld staan. Ik weiger om mezelf intellectueel te noemen, maar ik dacht dat met de tip 'sprookjes' de letters - ervhaln- toch makkelijk tot 'verhalen' zijn te herschrijven. Fifteen minutes of fame, wat het ook kost.

"I don't need to sell my soul, he's already in me. I wanna be adored" (Stone Roses)

dinsdag 3 januari 2012

De Profeet (excerpt 5)


Badend in het zweet was hij die ochtend wakker geworden. Gestommel in de woonkamer had hem gewekt. Hij keek op de wekker. 06.58u.
Slaapdronken wankelde hij de slaapkamer uit. Het was de eerste maal dat hij ’s ochtends reeds bezoek kreeg. In de woonkamer aangekomen zag hij hoe de markies zijn vinger over de boekenruggen in de boekenkast liet glijden.
“Goeiemorgen”, zei het heerschap zonder zijn inspectie te onderbreken. Hij fronste en vanonder zijn nog zware oogleden observeerde hij de markies.
Toen de markies hem aankeek herkende hij meteen diezelfde demonische blik, die hij in zijn droom had waargenomen. Het leek alsof de markies hem opnieuw naar huis had vergezeld vanuit zijn droom. Pas toen in de slaapkamer de wekker opsprong, besefte hij dat hij wel degelijk wakker was.
“Doe me eens een plezier, ...”, zei de markies, “en vertel me eens wanneer je eindelijk met je zielige zelfbeklag gaat ophouden. Je bezoek aan het chateau vannacht was enkel een flauw voorsmaakje van wat de werkelijkheid kan zijn. Je praat voortdurend over de zinloosheid van de zwakken, de zwakzinnigheid van de onwetenden, de onwetendheid van de massa en de exclusiviteit van de zelfkennis. Maar je vergeet, mijn beste pseudo-libertijn, dat je hele klaagzang enkel een spiegel is die je je eigen moraliteit voorhoudt. Veel praatjes,...mijn beste, lege praatjes,... luchtverplaatsing. En van zodra je te oud bent om zelfstanding te zijn en tot de vaststelling komt dat je te laf was om zelf de grenzen van je zijn vast te leggen, zal je jezelf ontmaskeren als de windbuil die je bent. Elke dag doorloop je dezelfde routine, maak je dezelfde bedenkingen bij dezelfde mensen, word je misselijk van dezelfde conversaties maar nog nooit heb je daadwerkelijk iets ondernomen om dat alles te  veranderen. Je bent een tuinman die van in zijn woonkamer staat te vloeken omdat het onkruid opschiet en er te laat zal achterkomen dat hij daar zelf een halt aan kan toeroepen. En dat onkruid, mijn beste smoor je in de kiem…wanneer het nog jong is. Net zoals wij dat deden, hoe jonger ze zijn hoe makkelijker te corrigeren,…te elimineren…”
De hele tijd had hij in de deuropening de markies staan aankijken. Nog steeds was hij niet helemaal helder in zijn hoofd waar flarden van zijn perverse visioen nog rondspookten. “Hoor eens even, ...”, repliceerde hij, “Me dunkt dat meneer de markies een beetje last heeft van jetlag uit de 18de eeuw. Ik handhaaf me best... Meneer vergeet dat zijn libertinisme een kinderlijke naïviteit inhoudt die hijzelf heeft onderschat en als ik me niet vergis zijn er uit uw chateau, like-minded perverselingen voor minder opgeknoopt....”
“Gestorven omdat ze tenvolle leefden.”, glimlachte de markies. “Het hoogste goed... . Ik zie dat je zelfs een aantal van mijn manuscripten bewaart, hier in je collectie. Misschien moet je ze nog maar ‘es doornemen… Jij zoekt naar de zin van het leven, ik geef je de zin van de dood.”
“Daar kom ik zelf wel achter, toch bedankt.”, antwoordde hij.
“Poseur.” zei de markies en een ogenblik later was hij verdwenen.
Hij liep naar de boekenkast en zag de werken waarover de markies sprak staan… “Justine”, “Les Cent-Vingt Journées de Sodome ou l’École du Libertinage”. Hij zuchtte en volledig verdwaasd doorliep hij zijn vast ochtendritueel alvorens hij de flat verliet.
De volgende dagen kreeg hij telkens bezoek van de markies die hem steeds vaker tot lange, vermoeiende discussies verleidde. De markies kwam ook elke keer op eigen initiatief. Hij had er geen controle meer over. Elke avond probeerde hij dapper zijn gast te wijzen op het anachronisme van zijn theorieën die in de moderne rede geen plaats meer hadden, maar hij moest keer op keer het onderspit delven voor het moraalloze pleidooi waarmee de markies hem zogenaamd onderrichtte. De leegheid in zijn binnenste waar hij zich zo om beroemde, zijn apathie en rationaliteit werden door de markies in de meest eenvoudige termen teniet gedaan. Het had geleid tot tirades en regelmatig torende de markies dreigend boven hem uit als een tirannieke vader. Meer dan eens had de buren hem horen roepen en met gebons op de muren willen duidelijk maken dat hij voor overlast zorgde. Stilaan geloofden de buren dat hij gek geworden was, wanneer hij ’s avonds laat zat te schreeuwen : “Ga weg! Ga weg! Laat me met rust!”, terwijl ze ervan overtuigd waren dat er zich de hele avond niemand bij hem had aangemeld en ze ook nooit een replicerende stem hadden gehoord. De markies ging ook telkens weg maar herhaalde steeds: “Poseur.”

naamloos


Het is als zuchten
in een eeuwige adempauze
of als leven van een gemis.

Mijn ogen gaan maar even dicht
zodat ik het onthoud;

ik leef niet in tijd
ik leef in jou

naamloos


elke nacht opnieuw
diezelfde duisternis ...

mijn onvermoeibaar waken
mijn troosteloos gemoed

niemand kan mij bergen
zo goed als jij dat doet