vrijdag 20 augustus 2021

Wachtkamer

Het is dinsdagmiddag, half vier. Ik zit in de wagen een boek te lezen. Dat is niet zo vreemd aangezien ik het komende half uur nergens heen kan. Ik heb net mijn meisjes afgezet voor de zwemles en er is bij dit privébad geen cafetaria waar ik mij bij de andere wachtende mama’s of papa’s kan voegen. Omdat de zwemles in Rillaar doorgaat, ontbreekt het me ook aan voldoende tijd om even heen en weer te rijden tijdens de dertig minuten dat mijn meisjes aan het plonsen zijn. Ik heb hen trouwens de geruststellende belofte gemaakt: “Papa, zit hier gewoon buiten in de auto he.”

Dus heb ik mezelf voorgenomen om eindelijk de laatste 70 bladzijden van de Lebowtiz Reader te lezen. Ik heb de bestuurdersstoel helemaal achteruit geschoven en maak het mij met gestrekte benen wat gemakkelijk. De radio speelt liedjes vanop mijn usb-drive. De lucht hangt somber over de velden van de rurale middle-of-nowhereplek waar het bad verscholen ligt. Op de voorruit vallen de eerste regendruppels al. Het is nog niet anders geweest deze zomer. Maar ik laat het niet aan mijn hart komen. Ik zit goed. Op de radio fluistert Lana een van haar melancholische liefdesverzuchtingen. Let me shine like a diamond. Let me be who I'm meant to be. Het past bij het plaatje. Prima soundtrack voor deze desolate middag.
Lebowitz ontleedt ondertussen John Keats’ statement: “A thing of beauty is a joy forever”. Eeuwig plezier is voor Fran te archaïsch, aangezien we in een tijd leven waarin 90% van onze weekends al lang genoeg duren. Ze slaat moeiteloos de brug naar Oscar Wilde’s “Each man kills the thing he loves.”. Heel begrijpelijk, zo meent mevrouw Lebowitz, wanneer men hem wijsmaakte dat het hem eeuwig plezier zou opleveren. Ik ben grote fan van haar ongegeneerde cynisme. De regenbui ontwaakt nu echt en voegt een gezellig getrommel toe aan mijn wachtkamer.
There is nothing I can do. But steal the moon. And nothing made you want me better. Hannah Reid, van London Grammar, heeft de ambiance van het moment perfect aangevoeld. Do you really understand?, porseleint ze door de boxen.

Ik geniet van de inversie van de tristesse van het tafereel. Die man daar in zijn auto, in de regen, op die veldweg … zie hem daar nu zitten. Maar ik glimlach. Ik zit hier goed. Goed boek. Mijn eigen playlist. Mijn meisjes die een tiental meter verderop met veel plezier hun zwemtalent vormgeven, wetend dat papa vlakbij op hen wacht. De romantiek van regengeroffel. Ik ben waar ik moet zijn.

Ondertussen is Fran Lebowitz van leer getrokken tegen de gewoonte van mensen om huisdieren te houden. Een vreselijke hobby die volgens haar niet thuishoort in onze stedelijke omgevingen. Honden nog het minst van al. Voor de eenzame mensen en de blinden voor wie een hond levensreddend zouden zijn, heeft ze een betere oplossing: “Let the lonely lead the blind.” Gezelschap voor de ene en ‘a sense of direction’ voor de ander, zonder dat volwassen mensen zich nog moeten verlagen om een dier aan te spreken op een toon die volgens haar is weggelegd voor bejaarde clerici. Het is een mooie metafoor voor hoe wij onze zorg en bezorgdheid zo makkelijk uitbesteden en zo steeds verder aliëneren van elkaar. Ik grijns bij het idee dat Fran New York omtovert in een stad waar elke blinde aan de arm loopt van iemand die anders geen gezelschap zou hebben. Niet uit filantropie, maar gewoon om de stad hondenvrij te maken.

Come sail your ships around me, and burn your bridges down. We make a little history, baby, every time you come around. Het is de diepe stem van Nick Cave die de laatste vijf minuten van mijn papapauze van een tapijtje voorziet, hier aan de droge zijde van de zwemles. Maar het wordt stilaan tijd om de zwoele gezelligheid op te zoeken van een veel te kleine omkleedcabine om mijn twee uitgelaten schaterende, doorweekt taterende popjes in hun kleren te strijden.

Als we opnieuw in de auto stappen, krijg ik een trap in mijn rug: “Waarom staat je stoel zo ver naar achter?” Ik glimlach, schuif mijn stoel vooruit en start de wagen. De muziek springt op. “Papa? Zet je onze liedjes op?” “Alright!” roep ik. Just Dance van Lady Gaga trapt het feestje af. Rillaar schrikt even op uit haar zomermiddagdutje.

maandag 16 augustus 2021

Why NYC

"Wat heb jij met New York? Waarom al 6 keer op bezoek geweest en de 7de en 8ste visite al voorbereid?" Mijn standaard antwoord is steeds: "Omdat ik er nog niet mee klaar ben. Met die stad." Alsof ze me terugroept. Dat er nog meer te zien is. Te beleven is. Te voelen is. De meeste highlights heb ik ondertussen meermaals gezien. Aanvankelijk heel bewust. Na de zoveelste keer maken ze deel uit van het decor, terwijl je op zoek gaat naar de nuances van de stad. De stukjes Manhattan die niet op de obligatoire wandelroutes van de toeristen liggen. De wijken in Brooklyn waar de Europese hipsters nog niet zijn doorgedrongen. Elke keer één stukje dat nobel onbekend is. Elke straathoek die je omdraait kan goud opleveren, in de unieke originaliteit van haar stad-zijn.

New York is het New York van iedereen. De stad die iedereen kent. In al haar clichés en al haar filmische grootsheid. Maar New York is ook het New York van de New Yorkers. De allesverterende machine die als een soort Stockholm-syndroom haar inwoners gijzelt maar er tegelijk in slaagt om die zwoegende miljoenenmassa ook onvoorwaardelijk verliefd te laten worden op haar ziel. Misschien is het dat wel. De ziel van de stad. Ze komt in rookpluimen uit de straatdeksels. Ze zit in loerende blikken in overvolle metro-stellen. Ze zit in het cynisme van de echte New Yorkers. De kunst is om als toerist vaak genoeg terug te gaan om het pretparkgehalte te doorprikken waartoe een verblijf in New York zich zo goed leent. Eén keer Times Square zien is genoeg. Dat levert een mooie foto op. Maar de straten tussen 42nd en 50th ver weg van Broadway en 7th Avenue zijn veel meer New York dan dat legendarische kruispunt.

Waarom New York? Omdat ik mij door haar wil laten inspireren. Om foto’s te maken. Om de mensheid in beeld te brengen. Om te lezen en te schrijven. Om te leren. Ze is de leermeester van ons sociaal weefsel. En dat is wat ik zo graag doe. Onder mensen zijn. En waar kan dat beter dan in New York? Dat tikkeltje arrogant. Dat tikkeltje megalomaan en narcistisch. Only in New York. En dan op een hoog Observation Deck boven de geluiden gaan staan en overschouwen hoe ze ademt. Hoe ze leeft. Hoe oneindig ze is. Letterlijk en figuurlijk. Waarom New York? Daarom.

Ik kan alleen maar proberen tonen hoe ze mij betoverd heeft. Ik kan alleen maar hopen dat mensen haar herkennen of, als ze haar nog niet beleefden, dat ik hun een reden heb gegeven om snel te gaan. Als ik één persoon kan overtuigen om te gaan, is de hele opzet van dit boek geslaagd. Dit boek is enkel mijn New York. Iedereen heeft zijn of haar eigen New York. Alle foto’s in dit boek zijn gemaakt tussen augustus 2007 en april 2018, tijdens mijn eerste zes bezoeken aan de stad. Maar ga er vooral zelf heen. Kijk rond. Spot je eigen details. Maak je eigen fotoboek. Ze is het waard.

Dit boek is een selectie van de iconen en de highlights, de straten en buurten, maar ook kleine details die de stad zo bijzonder en uniek maken. Zowel voor de first-timer als de ontdekkers die van de begane paden willen treden. New York zal ondertussen veranderd zijn. Dat doet ze voortdurend. De foto’s in dit boek zijn per definitie een moment-opname in een stad die dagelijks evolueert. Er bestaat geen definitief boek over New York. Dit boek heeft ook zeker niet die pretentie. New York is de meest gefotografeerde stad van de wereld.  Ze laat zich fotograferen. Dit zijn mijn foto’s. Ik ben geen fotograaf. Ze zijn niet perfect. Ga even achteruit zitten en wandel even mee. 

Ik draag het met veel liefde op aan iedereen met wie ik New York al bezocht en aan iedereen met wie ik dat nog zal doen.

Alain Van Den Broecke

 

It’s just so hard to live in New York, that when people say “Why do you live in New York?”, you really can’t answer them except you know that you have contempt for people who don’t have the guts to do it.

Fran Lebowitz

 

(uit: Why NYC - A. Van Den Broecke)

woensdag 4 augustus 2021

Misschien Morgen

Er zijn zo van die dagen. Vandaag is er zo eentje. Gisteren ook. Eergisteren ook. Dagen die beginnen en eindigen zonder dat er iets gebeurt. Zonder dat ik iets doe. Letterlijk. Opstaan. Koffietje maken. In de zetel hangen. Beetje klooien op laptop en smartphone. Even naar de winkel. Stukje wandelen. Iets eten. Glaasje drinken. Weer wat klooien op laptop en smartphone. Serie bingen of films kijken. Twee minuten piano spelen. En dan ergens in de diepe uren van de nacht in bed kruipen en verveeld zitten met al die tijd die ik aan nuttiger of creatiever dingen had kunnen besteden. Ik had kunnen lezen. Schrijven. Muziek spelen. Mijn fotoboek kunnen afwerken. Schoolwerk doen. Er zitten collega’s te wachten op mijn output. Het is altijd zo geweest. Als de deadline dwingend wordt, werk ik het best. Ik ben lui. Maar ik vind het nog leuk lui. Niet pathologisch, onverzorgd, vadsig lui. In het Engels bestaat er een mooi woord voor. Being idle. Het heeft dezelfde stam als ijdel. Maar zoals in ijdele tijd. Idle laat zich moeilijk vertalen. Ook Google worstelt er mee: inactief, nutteloos, vrij, lui, traag, nietsdoend, lichthartig, luivaardig, ….

Luivaardig.  Dat bevalt me wel. De vaardigheid van het lui zijn. De kunst van nietsdoend leven. Er zit overal romantiek in, remember. Toch vreet het ook aan me. “Otioso in otio animus nescit quid velit.” De geest die onbezet is, weet niet wat hij wil. Quintus Ennius wist het al meer dan 23 eeuwen geleden. Zoekend leven. Het leven uitstellen op zoek naar het leven. Paradoxaal genoeg. Het is meer dan gewoon lui zijn. Het is dwingender. Er ligt een angst aan de basis van het uitstellen. Weigeren om je geest te engageren. “An idle man’s brain is the devil’s workshop.”, zo wisten de 17de-eeuwse  puriteinen en calvinisten bij monde van John Bunyan. Als we ons niet toeleggen op het nuttige en devote, zal het kwade met suggesties komen. Vertaal ‘het kwade’ naar Netflix, Instagram, Facebook, Twitter, … ze wenken verleidelijk van zodra ze merken dat er ruimte voor afleiding is. En die ruimte is er vaak. Te vaak. Soms gun ik het hen allemaal tegelijk: film kijken terwijl je door je social media scrollt, liggend in de zetel ondertussen ook wat ideeën neerpennend in een van mijn schriftjes en hap nemen van de pizza die op de salontafel ligt. Geen fraai plaatje. Maar er zit een existentiële rust in het moment. Achteraf komt de wroeging pas. Op het moment zelf is er altijd nog tijd om later de dingen te doen die je zou moeten of kunnen doen. Procrastinatie heet dat. In het Latijn letterlijk “voor-morgen”. Charles Dickens noemde procrastinatie de “thief of time”. Na het uitstellen is er niets veranderd. Er is alleen tijd verdwenen. Moderne Instagram-denkers vergelijken uitstelgedrag met een kredietkaart: “a lot of fun, until you get the bill.”

Mijn luiigheid, mijn idleness, mijn procrastinatie. Ze staan nochtans zo in contrast met mijn overtuiging van hoe vluchtig en kort het leven is. We hebben maar één korte beurt en nu moet het gebeuren. De eindeloze zelfontplooiing in de eindige tijd. Waarom heb ik dan geen haast? Er zijn nog zo veel dingen die mij leuk lijken om te doen. Ik had de afgelopen 3 dagen helemaal voor mezelf en wat heb ik er voor te tonen? Er was geen deadline, dus niets moest. Misschien is het tijd om het woord deadline wat letterlijker beginnen te vertalen. De doodlijn. Dan moet alles klaar zijn. En die datum is niet geprikt. Geen ping in de digitale agenda als herinnering. Het leven uitstellen is leven in de illusie van de onsterfelijkheid. Er is nog tijd. Er is altijd nog tijd. Tot er geen tijd meer is.

Op hun album “Don’t Believe the Truth” (oh, ironie) namen de jongens van Oasis ook het nummer “The Importance of Being Idle” op. Het belang van idle te zijn. Noel Gallagher zingt: But I don’t mind. As long as there's a bed beneath the stars that shine. I'll be fine, if you give me a minute. A man's got a limit. I can't get a life if my heart's not in it.

Zou de verklaring zo eenvoudig zijn? Al die dagen dat de tijd voorbij kruipt, dat ik haar de vrije loop gun. Gewoon omdat er niets is dat ik echt ter harte neem. Het lezen. Het schrijven. Het musiceren. Het schoolwerk. My heart’s not in it. Als je hart met andere dingen bezig is, wijkt al de rest. Om te werken moet je hart leeg zijn. Dat maakt alvast de cirkel rond. Ovidius, de Romeinse dichter, bracht de twee ook al samen. “Qui finem quaeris amoris; res age, tutus eris.” Zij die een einde aan liefde willen maken: Aan het werk! Dan zal je veilig zijn…

Er zijn zo van die dagen.