maandag 24 mei 2021

Vingertoppen

“How many roads must a man walk down, before you call him a man?”  De stem van good old Bawb kraakt vanop de pick-up. Het is vandaag 24 mei 2021 en ter ere van meneer Zimmermans tachtigste verjaardag heb ik zijn ‘Greatest Hits’ nog eens op de platenspeler gelegd. De lentedatum van vandaag laat zich echter op geen enkele manier spiegelen aan de grijze lucht van waaruit de regen neerplenst op mijn terras. Van de platenspeler naar mijn werktafel. De rommel wat opruimen. Gisteren nog tot laat gewerkt aan mijn portfolio voor het schrijversatelier. De stapel schriftjes, papieren, mails en evaluaties vertalen de geordende chaos in mijn hoofd. “The answer my friend…”, zingt de Nobelprijswinnaar op de achtergrond. Hoewel de man zijn oeuvre geen commentaar behoeft, kan ik nog steeds niet de vinger leggen op welke zin of passage uit zijn songboek voor mij het uithangbord mag zijn voor zijn Nobelprijswaardig literair talent. Enerzijds zijn er te veel om uit te kiezen, en anderzijds ken ik nog te weinig van wat hij allemaal ooit schreef. Het houdt me wel bezig. Niet zozeer Dylan, maar de gevoeligheid voor het brute talent waarover sommige mensen beschikken om met enkel woorden iets te creëren wat tijdloos onze menselijkheid weet te vatten. Schrijvers, dichters, songwriters…

Ik weet eigenlijk niet of het dat is wat mij ook zo vaak aan het schrijven zet. De meta-zoektocht naar de excellentie van taal in het schrijven over taal. Nu ik weer een portfolio indiende, kon ik alleen maar vaststellen dat wat ik het afgelopen jaar schreef, voor mezelf absoluut niet het niveau bereikte waar ik naar streef. Ik vond hier en daar wel een leuke vondst of een spitsvondige paragraaf, maar het blijven gewoon vingeroefeningen en stijlgymnastiek. Als het portfolio voldoet, mag ik volgend academiejaar mijn afstudeerproject aanvatten. Eén werk, dat samenvat wat ik wil schrijven en hoe ik dat doe. Het is een overweldigende gedachte. Want wat heb ik in hemelsnaam te vertellen? Er zit in mijn vingertoppen geen boek ongeduldig te wachten om geschreven te worden. Er worden wat mij betreft al veel te veel boeken geschreven. Te veel mensen denken dat ze schrijvers zijn. Uitgeverijen geven aan dat de pandemie een onoverzichtelijke toename in ingestuurde manuscripten heeft veroorzaakt van mensen die in de lockdown plots bedachten dat ze een verhaal te vertellen hadden. Het is hun gegund. Maar waarom zouden al die verhalen ook daadwerkelijk in boekvorm moeten verschijnen? Boeken zijn me als medium te kostbaar om te worden gebruikt voor middelmatigheid. Een boek heeft iets sacraal. Je zal mij ook nooit betrappen met een kindle of e-reader. Een tijdloos verhaal verdient papier. 

 

 

Het is ironisch dat ik een schrijversatelier volg en er tegelijk van overtuigd ben dat schrijven niet iets is wat je kan leren. Je kan technieken verfijnen en genres ontleden, maar uiteindelijk komt het neer op bruut talent. Volgens mij is dat in alle menselijke disciplines zo. Het is het verschil tussen het beoefenen van een vaardigheid en het beoefenen van een kunst. De grootste muzikanten uit de geschiedenis volgden niet noodzakelijk de langste opleiding. Ik ben het in dat opzicht helemaal eens met literair criticus Fran Lebowitz: er zijn te veel mensen die zichzelf schrijver noemen omdat ze een schrijversopleiding volgden, maar ze hebben zelf amper ooit een boek gelezen.  Lebowitz heeft uiteraard zo haar eigen critici. Ze is een schrijfster zonder boeken. Haar oeuvre bestaat grotendeels uit twee bundels van essays uit de jaren 70. Sinds toen is haar hoofdbezigheid het verslinden van boeken - ze heeft een privécollectie van 10 000 boeken – en het spreken over schrijven. “Wil je leren schrijven? Leer dan eerst hoe je moet lezen.” 

The Strand Bookstore - New York
 

The Strand, New Yorks grootste boekenwinkel, heeft de volgende quote van Lebowtiz gecommercialiseerd op haar totebags en koffiebekers: “Think before you speak. Read before you think.”. Het is een prachtig credo voor de literatuur. Een duidelijke richtlijn voor wie The Strand binnenwandelt en er net als ik uren kan verdwalen in het doolhof van boekenrekken dat zich over vele verdiepingen uitstrekt en waarin je piekfijne pareltjes en unieke vondsten op de kop kan tikken voor een absoluut koopje. Mijn eigen boekencollectie zou zich in een mum van tijd vermenigvuldigen als The Strand op mijn dagelijkse pendelroute lag. Het dichtste wat er hier, lokaal, in de buurt kwam, waren de uren die ik jaarlijks ging spenderen op het Boekenfestijn in de Brabanthal waarvan ik steevast terugkeerde met een draagtas vol boeken en een stijve nek en schouder van het lezen van de verticale titels op de duizenden boekruggen. Het Boekenfestijn bestaat spijtig genoeg niet meer, maar haar erfenis staat nu in mijn persoonlijke thuisbibliotheek. Ze zijn zo wat mijn kostbaarste bezit. Aan iemands boekenkast kan je zien wie hij is. Nu en dan ontlenen mensen boeken uit mijn bescheiden bib. Ik deel hen graag. Zo lang ze maar terug komen. Kostbare boeken voor kostbare mensen. “Alleen wie alle verhalen kent, kent de wereld.”, schreef Mulish ooit. Sinds de mens het schrift ontwikkelde, schreef hij zijn verhalen. Vereeuwigd op papier. De deuropeningen naar andere werelden en tijden. Het regent buiten nog steeds. Fran Lebowitz klinkt gedecideerd: “Without reading, you are stuck with life.”

woensdag 5 mei 2021

Uit Marmer

 Het is weer gebeurd. Ik kan het niet helpen. Het is sterker dan mezelf. Deze keer hadden ze me niet eens geprovoceerd. Ik was hen aan het lesgeven over de kenmerken van de renaissancekunst. We hadden samen nog meewarig zitten lachen met het ongeïnspireerde, dysmorfe, theocentrische middeleeuwse Maria met Kind van Duccio. Om hen de evolutie naar het realisme en idealisme van de renaissancekunst te illustreren, vuurde ik daarna Botticelli, Raphael en Michelangelo op hen af. De geboorte van Venus. De sensualiteit en vrouwelijke zachtheid van Venus in contrast met de stugge vormeloze Maria. De perfect gebalanceerde pastelkleuren in plaats van het schreeuwerige bladgoud. De harmonie en rust die de Venus van Botticelli en de David van Michelangelo belichamen, hoewel zij in de meest traumatische ervaringen van hun bestaan zijn uitgebeeld. Venus die aan land komt, casual, in contrapost, op een gigantische geopende schelp, alsof ze er op elk ogenblik kan van af stappen. Geboren uit het schuim van de zee dat opkolkte nadat Kronos het afgesneden geslacht van zijn gecastreerde vader Uranos in de zee had gegooid. Venus is een en al beminnelijkheid zoals ze dromerig door Zephyr naar land wordt geblazen. Van de traumatisch goddelijke castratie is geen spoor. 

Geboorte van Venus - Botticelli

Hetzelfde met Michelangelo’s David. De man staat ontspannen, opnieuw in contrapost, wat in de verte te dromen. Zijn rechterarm naast zijn lichaam rustend. Zijn linkerhand rustend op zijn linkerschouder. In zijn hand zie je nog de slinger waarmee de jongeman zonet de Filistijnse reus Goliath heeft gedood. Volgens de overlevering had de jonge herder maar 1 welgemikte steen nodig tussen de ogen van de gigant om hem te vellen. Hij zou daarna het hoofd van het lichaam snijden met Goliaths eigen zwaard. Michelangelo gunde David zijn moment van harmonieuze mindfulness toen hij hem vereeuwigde in het witte marmer. “Ik zag een engel in het marmer en ik beeldhouwde tot ik hem bevrijdde.”

Mijn leerlingen knikten. Ze zagen het. Ze begrepen het concept harmonie. Ze zagen de balans. De rust. Bij de volgende dia liep het fout. Het is een detail van de rechterhand van David. De dia zit in de les als illustratie voor het anatomische meesterschap, de evolutie naar idealisme en realisme in de beeldende kunst. Michelangelo voorzag Davids rechterhand van pezen en aders die dik bovenop de rug van de afhangende hand lopen. Je kan Davids vingernagels onderscheiden van hun nagelbed. Elke nagel voorzien van een nagelriem. “De nagelriem. Zie je dat?”, vraag ik dwingend. “Dat is marmer hé. Dit beeld is begonnen als een blok steen.” Hun reactie is me te matig. Misschien verwacht ik me nog elke keer aan “oooohs” en “aaahs” en “Ongelooflijk!”. Tevergeefs. Ik richtte me opnieuw tot hen en moedigde hen aan om de verwondering in zichzelf aan te boren. Dit werd tenslotte gemaakt door een mens. Meer dan 500 jaar geleden. Dit is de reden waarom we allemaal onze eigen menselijkheid moeten naar de grenzen duwen. Genialiteit zit vervat in het menselijke potentieel. “Het beeld zit al in de steen.” zei Michelangelo, “Beeldhouwen is gemakkelijk. Je gaat gewoon tot op de huid, en dan stop je.” En hoe vuriger mijn pleidooi werd, hoe groter de afstand tot de weifelende blikken van mijn leerlingen leek te worden. Sommigen onder hen begonnen, met nog vijf minuten op de klok, alvast wat op te ruimen. 

En dan gebeurt het. Elke keer. Dan zie ik niet meer mijn lieve leerlingen voor mijn neus, maar de vertegenwoordigers van die generatie waar ik zo bang van ben. De lege generatie die niet met open mond naar het renaissancemarmer staart, maar wel extatisch wordt van een kunstmatig gesponsorde instagrampost van een van hun influencerhelden die met een potlood doorheen hun wenkbrauw de hele mode-industrie op hun kop hebben gezet. Hoe zij als jongvolwassenen niet ontroerd zijn door de onsterfelijkheid van eeuwenoude meesters, maar wel beroerd worden door een van elke woordenschat verstoken verbale oorlog tussen twee vloggers. Ik onthoud hen de tirade niet. Ik daag hen uit om hun gouden Jenner en Kardashian Kalveren ter slachtbank te voeren.
Ze staren me aan. Klaar om recht te springen. Geen revolte. Geen ovatie. Gewoon de schoolbel die hen zal bevrijden. Maar ik ben gewapend. Ik heb nog De Gesluierde Maagd van Strazza uit de Risorgimento klaarzitten voor volgende les. Als ik er in elke klas ééntje kan bereiken, is mijn opdracht volbracht. Eentje die de bel niet hoort. Eentje die later in Firenze zal terugdenken aan de dia’s uit de geschiedenisles. Lesgeven is beeldhouwen. Zij zijn de steen. De kunstwerken zitten er in. Ik zit gewoon nog niet op de huid.