woensdag 9 februari 2022

Over trollen en prinsessen

Wat is je leven meer dan een verhaal waarin jij de hoofdrol speelt? Sinds ik zelf aan een verhaal aan het schrijven ben, stel ik mij steeds vaker die vraag. Is er een wezenlijk verschil tussen de fictie die we schrijven en de vele levensverhalen die we dagelijks rondom ons haast onopgemerkt laten passeren? Volgens de traditionele verhaalboog zijn er drie grote fasen in elke verhaal, met twee kantelmomenten. De eerste fase is de introductie, de expositie, waarin je de setting en de personages leert kennen, de modaliteiten waarbinnen het verhaal zich zal ontwikkelen. In het echte leven is dat niet anders. Hoeveel van onze jonge jaren spenderen we denkend dat we ons leven al volop aan het beleven zijn, terwijl we in retrospect meewarig glimlachen met onze eigen naïviteit tijdens de introductie van ons leven. Onze hele jeugd leren we over het leven, letterlijk en figuurlijk. We leren over het leven en we leren leven. Met jeugd bedoel ik trouwens makkelijk tot je mid-twintigerjaren. Zo lang je niet zelfstandig en onafhankelijk aan je eigen verhaal aan het schrijven bent, ben je nog in de introductie tot het leven. In die eerste fase zitten mogelijk al wat verhaalelementen die jou als personage zullen vormen, maar het leven moet zich op jouw pad nog echt ontplooien.

Het verhaal komt pas goed op dreef bij het motorisch moment. De gebeurtenis die de conflictontwikkeling van ons verhaal lanceert. Een gebeurtenis waar we als personage mee aan de slag moeten. Iets wat we niet kunnen laten passeren. Iets wat ons een doel en streven zal voorschotelen. De start van onze queeste, onze opdracht. Het is moeilijk te pinpointen waar we in ons leven dat incident hebben geregistreerd, als we het al zouden beseft hebben in de eerste plaats. Want wie heeft er voor zichzelf al een doel uitgetekend waartoe dit leven zich met al haar conflicten zal brengen en wat heeft dat doel in jou geïnstalleerd. Er zijn wat mij betreft maar twee waarheden in het leven. De ene is liefde, de andere is de dood. De zoektocht naar de eerste en de vlucht van de tweede. Al de rest zijn modaliteiten, verstrooiingen. Zouden we niet alle verhalen uiteindelijk kunnen terugbrengen naar die essentie? Is dat niet wat we allemaal op onze eigen manier, in onze eigen setting, met onze eigen wapens en bondgenoten proberen te realiseren? Het vinden van liefde die het leven zo zinvol maakte dat we niet meer moeten vluchten voor het afscheid van de zoektocht.

De tweede verhaalfase na het motorisch moment is de conflictontwikkeling. Met ups-and-downs, meeval en tegenslag, worstelen we ons naar ons doel. Tragiek en euforie, hand in hand. Want we weten waar we naartoe willen. Het geluk ligt daar, ergens, maar de weg erheen is bezaaid met draken en trollen. We worden van ons pad gebracht door wat andere mensen vinden van ons parcours en of dat parcours wel past in de verhaallijn die zij voor ons hadden uitgetekend. Elke dag die voorbij is, is een bladzijde die omgedraaid wordt. We weten nog niet hoe lijvig ons verhaal is, waar het laatste hoofdstuk plots opduikt. Maar elke omgeslagen bladzijde brengt ons dichter. Elke geleefde dag is er eentje die we niet meer terugkrijgen. Er is niets zo dwingend als de gedachte van morgen. Gisteren is nu onderdeel van het verhaal. Morgen is de dreigende onbekende. Zij die hun doel dachten te hebben bereikt, moeten hun geluk nu bestendigen. Zij die het nog niet vonden, zien de tijd genadeloos verder tikken. Bladzijde na bladzijde. Het tweede kantelmoment is de climax van het verhaal. Het hoogtepunt van wat onze protagonist in zijn ontwikkeling zal hebben bereikt. 

 

Alles wat hier nog op volgt is de afloop, de afwikkeling. Vanaf nu zijn we op weg naar het einde dat voor ons werd weggelegd. Je hebt als een complex hoofdpersonage je rol gespeeld. Je wilde wat van dit leven. Je had dingen nodig in je leven. Dat waren niet noodzakelijk dezelfde dingen. Vaak is dat niet het geval. We willen niet altijd wat we eigenlijk nodig hebben in het leven, en omgekeerd dus ook niet. Zo ontstaat er een vierkamerige matrix die jouw potentiële afloop voorspelt: gaf het leven jou wat je nodig had en wat je wou? Eindig je wel met wat je nodig had, maar niet wat je eigenlijk wilde? Of kreeg je wat je wou, maar bleek het niet te zijn wat je echt nodig had? In het slechtste geval dreigt jouw hele strijd je met lege handen achter te laten: noch wat je wou, noch wat je nodig had. Er is geen auteur naar wie we boos zullen kunnen opkijken als het einde ons niet aanstaat.

Misschien is dat het grote verschil dan toch met onze fictieverhalen. In verhaal dat ik verzin en neerschrijf kan ik kiezen welk einde ik mijn protagonist al dan niet gun. Ik stel samen met hem vast waarnaar zijn pad hem heeft gebracht en geef het dan vorm. Eenmaal het boek ter perse gaat, ligt het verhaal voor eeuwig vast. Er rest de lezer geen andere optie dan de laatste bladzijde te lezen en het boek te sluiten. Het verhaal kan niet ontlezen worden. Het was wat het was, bij gratie van de eindredactie. In ons eigen verhaal kunnen we echter niet rekenen op een redacteur die ingrijpt. Dit verhaal moet je zelf tot een goed einde brengen.

De strijd met de Geworfenheit waar de romantici zo mee worstelden. Het lot dat niet in onze handen ligt. Hoe we in het leven geworpen werden en er nu mee zitten en verder moeten. De grote opdracht: leven. Niemand komt je jouw happy end brengen. Dat moet je zelf vormgeven. Vind je prins, je prinses, je niet-gendergedefinieerde geliefde. Hou van het leven. Creëer je modaliteiten. Schrijf. Zet je muziek lekker luid. Speel met je kinderen alsof je er zelf eentje bent. Geniet. Er is poëzie en er is wijn. Er is liefde. Ergens bestaat ze. Vind ze. Deel ze. Leer ze aan de volgende generaties. Sluit de achterflap van je verhaal met een glimlach. Het zoeken is voorbij.