zondag 30 april 2023

De Nar

Komt dat zien, komt dat zien,
vanachter uw plexiglazen leven,
het zijne zal u zo niet deren, komt dat zien,
aanschouw de eigenzinnige extravert
die toch blijft imploderen.
Lees wat er in de huid gekerfd staat,
en wat het ons kan leren:

het hart, ons huis dat zich niet laat restaureren, renoveren,
we vullen kamers met dagdagelijksheid,
slag na slag, hameren de wanden samen,
we maken de leegte kleiner,
we maken de echo lichter,
opzichtig pleister om alle barsten te dichten.
  
Misschien moet het zo, moeten wij zo lang rouwen
omdat er geen laatste keer hoort te zijn
dat wij iemand mogen zeggen
hoeveel we van hen houden.
Misschien moet het zo, waarderen we later pas,
dat we alleen in de littekens van het hart nog zien
wat wij dachten dat echte liefde was.

zaterdag 22 april 2023

Raadsel

Wat je ook beweert;
je verlaat me vaker dan je wederkeert.
Het lege ochtendbed is weerom kil, koud,
het voelt vertrouwd,
mijn onbeslapen fluisterhelft toont me weer
wat jij verkiest.
Dat jij niet ziet wat jouw hese harde stem
in mij bevriest?

Wij zijn al lang de pijn voorbij,
maar dit laatste raadsel
verwondert mij:
dat ik je nooit kon leren hoe
milde woorden mij omarmen, verwarmen,
troosten als een donzen deken,
dat zelfs onze handen
als zij elkaar zoeken,
zich steeds lijken te verspreken.

dinsdag 18 april 2023

Rivier

Ze stuiterde in schokgolven
rond me heen, wervelend in het
licht dat uit haar ogen scheen;
ze activeerde me en lachte:
“Waar in jou,
op welke plaats,
begint elke nieuwe gedachte?”

Haar verdergaan
galmde na, door langverlaten gangen waarin,
fluisterend, uitgestorven stemmen
verleden tijd probeerden vangen.
Ze hoorde niet meer hoe ik zei:

“Er is een plek, diep in mij,
waar sinds jaren niemand binnendringt,
omheind, door onvermoeibaar staal omringd.
De plek waar toch die traan ontspringt
telkens ik hoor
hoe verwoestend mooi Michael Edward Mills
de harmonieën
in ‘Find the River’zingt.”

zaterdag 8 april 2023

Glinster

Mijn zilver-glinsterende bron, mijn hemelsblauwe schittering,
jij zou mijn alles zijn, zoals ik de herfstzon op de branding van jouw oceaan.
Anders niets. Anders niets. Ik wou geen weet van zijn bestaan.
Niets anders. Geen armen die jou grepen, of hoe ik, drenkeling,

beginnen moest jou te ont-houden, hoe ik vluchtte, ver van je heen,
opnieuw ontwaken moest; jij in mij achtergebleven,
omdat ik jou het mijne, jij mij nooit jouw leven had gegeven.
Anders niets. Bedrieg de droom niet langer, wij hadden anders niets gemeen.

Nu vervloek jij de tijd omdat het je niet lukt te ontsnappen aan de gedachte,
dat jij ons beroofde, verdoofde en hoe jij onze harten verdoemde.
Je probeert je te verbergen, maar mijn woorden spoken door je nachten,

het voortdurend fluisterend stemgeluid van wat jij ooit liefde noemde.
Voorgoed gevangen. Jij en ik. Geketend. Levend in jouw vergissing.
Mijn zilver-glinsterende bron, mijn hemelsblauwe schittering.


(Silver Springs, Stevie Nicks, 1977)