“Ach, hij kan altijd nog in het
onderwijs.”, verzucht een moeder terwijl ze naar haar zwaar mentaal
gehandicapte zoon kijkt. De cartoon van Vlaams publiekslieveling Kamagurka
liegt er niet om: het onderwijs zit vol met imbecielen. Aanleiding voor de
cartoon zijn de resultaten van het onderzoek van de KHLim naar de algemene
kennis van haar studenten in de lerarenopleiding.
Sinds de resultaten bekend zijn,
gaat er een golf van verontwaardiging door het Vlaamse medialandschap. Knack
publiceert de test onder de kop: “Weet jij meer dan een leerkracht?”. De
Standaard lijst de grootste examenbloopers van de studenten op onder de
hoofding: “Wat weten toekomstige leerkrachten?”. Opiniemakers zijn er als de
kippen bij om via alle sociale media hun ongeloof en verontwaardiging zo scherp
mogelijk te verwoorden. “Onder leerkrachten: ‘Die Cameron, stond die nu offside
of niet?’”, tweet VRT-journalist Nina Verhaege. Allemaal lekker lachen met de
domme leerkrachten.
Na ondertussen meer dan twaalf
jaar zelf voor de klas te hebben gestaan, voel ik me door deze berichtgeving
ontzettend aangesproken. Iedereen heeft het namelijk over de bedroevende
algemene kennis van de Vlaamse leerkrachten, terwijl de test toch werd
afgenomen bij studenten. Of het studenten uit een lerarenopleiding betreft is
zelfs van secundair belang. De problematiek van de dalende politieke,
historische en geografische interesse is een wijdverspreid fenomeen. Niemand
maalt er blijkbaar om, dat pakweg de studenten burgerlijk ingenieur, de
bruggenbouwers van morgen, weten wanneer de Beeldenstorm plaatsvond of welke
landen tot de Schengenzone behoren. “Ja, maar de aspirant-leerkrachten zijn de
mensen die onze kinderen zullen onderwijzen. Hoe gaan ze dat doen als ze
Kroatië zelf niet eens kunnen aanduiden op de kaart?”; hoor ik u al denken. Wel
laten we even opnieuw naar de cijfers kijken. De test is afgenomen bij
respondenten die voor het grootste gedeelte in het eerste jaar van hun opleiding
zitten. Van het totale publiek wordt nu beweerd, en sta me toe dat ik de
cijfers wat afrond, dat van ongeveer 30% van de studenten het resultaat
beschamend is. De optelsom lijkt me dan ook makkelijk gemaakt. De respondenten
die zo zwak scoren zijn waarschijnlijk dezelfde studenten die de
lerarenopleiding niet succesvol zullen doorlopen en een heroriëntering van hun
schoolloopbaan mogen voorbereiden. De studenten die wel goed scoren worden niet
als aparte, goed opgeleide groep
genoemd, maar krijgen het stempel ‘nieuwsfreaks’ en worden zo als
uitzondering geklasseerd.
Uiteraard legt dit een aantal
andere problemen onder het licht. De instroom van de studenten wordt door dag-
en weekbladen vermeld alsof het reeds allemaal gediplomeerden zijn. Deze test
is veel relevanter als ze zou worden afgenomen na de diploma-uitreiking van de
laatstejaars. En het is net die instroom die volgens ingewijden een van de
belangrijkste oorzaken is voor het probleem. De democratisering van het
onderwijs heeft er voor gezorgd dat leerlingen uit ASO, TSO en BSO nu
doorstromen naar de professionele bachelors in het hoger onderwijs. Deze
onvoorbereide massa haalt daarmee het niveau van de opleiding zogenaamd naar
beneden. Studenten die niet sterk genoeg zijn voor een studie zouden nochtans
logischerwijs moeten afzwaaien na het eerste jaar, maar zo werkt het Vlaamse
onderwijs niet. Onderwijsinstellingen worden gesubsidieerd op hun aantallen
(kwantiteit) en niet op hun eindtermen (kwaliteit). De instellingen die de
meeste studenten kunnen aantrekken en vasthouden voor een zo lang mogelijke
periode, krijgen m.a.w. de meeste centen. Gevolg is dat docenten met heimwee
terugkijken naar de tijd dat ze studenten nog ‘mochten buizen’.
Bovendien gaan er nu stemmen op
om de lerarenopleiding van een professionele bachelor (3 jaar) te hervormen
naar een masterdiploma (4 jaar), om de leerkrachten van morgen voldoende sterk
voor te bereiden op hun taak. Het ‘Finse model’ wordt uit de koelkast gehaald,
waar van kleuteronderwijs tot hogeschool, enkel masters voor de klas staan. De
kleuters en kleine kinderen worden
onderwezen door pedagogen, en vanaf het middelbaar staat een leger vakacademici
klaar om hun kennis over te dragen. Toch ligt het probleem volgens mij niet bij
onze klassieke ‘regentaatsopleiding’. De didactische meerwaarde die deze
studenten hebben t.o.v. hun academische collega’s is van onschatbare waarde bij
het jonge publiek dat zij onderwijzen, in hun bovendien drukkere lessenroosters
en met zwaardere planlast dan hun beter betaalde licenciaat-collega’s. Maar dat
is een debat wat nu niet terzake doet.
Het probleem stelt zich breder
dan enkel in de lerarenopleiding en begint ook al veel eerder. Terecht werd
daarom met een vragende blik naar het secundair onderwijs gekeken. En de tendens
is inderdaad ook al hier voelbaar. Als leerkracht geschiedenis en
cultuurwetenschappen word ik dagelijks geconfronteerd met de inertie van onze
nieuwe generaties inzake politieke en historische voorkennis. De aanzet van het
onderzoek komt uit een zeer terechte bezorgdheid. Onze jongeren lijken
inderdaad voornamelijk ingesteld op het realiseren van hun zelfopgelegde
sociale doelen. De boutade “Kennis is Macht” is al lang vervangen door de
numerieke sterkte van je sociale netwerk. De leiders van vandaag zijn zij die
de meeste facebookvriendjes hebben of zij die dagelijks moeiteloos de
sms-limiet halen die door hun operatoren wordt vooropgesteld. Wat kan hen de voorzitter van de
Europese Raad immers schelen als het nieuws van de dag beheerst wordt door het
feit dat Justin Bieber nu officieel meer followers heeft dan Lady Gaga. Hun
sociaal engagement wordt niet afgemeten in hun betrokkenheid bij NGO’s of bij
syndicaten, maar door de mate waarin ze gespreksonderwerp zijn op de vele fora
die hen omringen. Het internet is voor hen nog te complex om als bron van
algemene kennis te dienen. Reden genoeg om ons bezorgd te maken.
Minister Smet liet niet na om
zijn verontrusting te bestempelen als de ‘veramerikanisering’ van onze jeugd.
Naar voorbeeld van de wereldvreemdheid van de VS-residenten, waarover hij
gedocumenteerd was door de New York Times, herkent de minister de toenemende
apathie bij de jeugd. Maar als dat het geval is, ligt het probleem bij onze
hele samenleving die zich als een passieve speler laat inkleuren door de culturele
imperialisten van de overzijde van de Atlantische oceaan. (Zo weet iedereen opnieuw waar deze zich
precies bevindt.) Werk aan de winkel voor onze scholen om het tij te keren.
Mieke Van Hecke wordt als gast uitgenodigd in allerhande discussie- en duidingsprogramma’s
om haar erf te komen verdedigen. Maar het onderwijs gaat niet vrijuit. Sinds
jaren krijgen leerkrachten de boodschap om het gewicht van hun opvoeding te
verschuiven van kennisoverdracht naar vaardighedenonderwijs. Feitenkennis en
reproductie moeten worden vervangen door attitudes en permanente evaluatie.
Leerlingen mogen niet meer worden gedrild. Met name het taalonderwijs lijdt
onder deze ‘nieuwe stijl’. Leerlingen beginnen hun secundaire schoolloopbaan
zonder de minste voorkennis aan grammatica en spelling, maar zijn ervaren
‘hoekenwerkers’ en ‘leercontractleerlingen’. Taal mag enkel ‘geïntegreerd’
worden aangebracht. De klassieke driloefening van spelling en zinsontleding, de
gevreesde dictees, … ze zijn nu allemaal uit den boze. Ook de andere algemene
vakken worden aangespoord om de leerlingen veeleer onderzoekscompetenties bij
te brengen dan hen feitenkennis te laten instuderen. En de
doorlichtingsverslagen zijn onverbiddelijk. Percentages productevaluatie moeten
naar beneden, projectmatig onderwijs moet naar boven. De school krijgt geen
andere keuze dan te conformeren.
Het jaar nadat ze zijn
afgestudeerd krijgen de leerlingen een test ‘Algemene kennis’ voorgeschoteld,
en iedereen is verbaasd dat ze zwak scoren. Wij alvast niet. Het onderwijs is
de belangrijkste pijler van de samenleving en wordt als sociaal model steeds
opnieuw voor nieuwe uitdagingen gesteld. Inclusief onderwijs, de ‘brede
school’, gelijke onderwijskansendecreet, … steeds opnieuw wordt de omkadering
versterkt om een zo breed mogelijk publiek op te vangen en quota te halen;
steeds opnieuw gaat dit ten koste van traditionele uren zuivere
kennisoverdracht. Parlementsleden als mevrouw Meuleman springen steeds op de
barricade voor meer ‘binnenklasdifferentiatie’; een utopie voor elke klasgroep
die meer dan tien leerlingen telt. De
school is geen opleidingsinstituut maar een opvoedingsinstituut geworden. En
dat brengt ons bij de volgende vraag:
Waarom heeft niemand het over de
rol van de ouders als het aankomt op het bijbrengen van algemene kennis en burgerzin?
Misschien had niet iedereen de vader die
zijn kroost voor de televisie kwam uithalen om hen buiten de verschillende
sterrenbeelden te laten bekijken en de primetime televisie steevast afstemde op oude
documentaires over W.O.II (1939-1945, voor degenen die twijfelden). Maar de
culturele sector biedt vandaag meer dan ooit programma’s, exposities en
voorstellingen aan die zijn afgestemd op kinderen. Democratisch en laagdrempelig. Het elitaire
cultuuraanbod is ondertussen vervangen door een popvariant waarbij musea als
dat van grootmeesters als Rene Magritte zelfs voor de allerkleinsten een
boeiende daguitstap opleveren. Nog steeds vinden kinderen het leuk om de 225
treden van de leeuw van Waterloo te beklimmen, om met de lift naar de bovenste
bol van het atomium te zoeven of naar de indrukwekkende skeletten van
dinosauriërs te staren. Het lijkt vaak vergane glorie van monumenten van
vervlogen tijden, maar begrippen als Napoleon of Expo ’58, zijn op deze manier voor
eeuwig verankerd.
Ik heb er een decennium als
leerkracht opzitten en vind nog steeds dat we een van de meest nobele beroepen
uitoefenen. Spijtig genoeg was het voor de media de afgelopen weken veel
makkelijker om ‘de leerkracht’ als stereotype een nieuwe inferieure kwaliteit
toe te dichten. Villa Politica, Terzake, ReyersLaat, De Kruitfabriek, Knack, De
Standaard,… jumping on the bandwagon. Ten onrechte. Vervang in alle
krantenkoppen en artikels het woord ‘leerkracht’ door het woord ‘student’, en
dan is het debat objectiever te voeren. Met ‘leerkrachten’ worden alle
hardwerkende opvoeders en onderwijzers in Vlaanderen over dezelfde kam
geschoren: masters en bachelors gelijk,
ongeacht hun IQ, ongeacht hun opleiding, ongeacht hun opvoeding en ongeacht de
moeite die zij dagelijks nemen om begeesterd hun vakkennis door te geven.
Ik raakte dit jaar in een bizarre
discussie met een 15-jarige leerling, die wat teleurgesteld leek omdat er in de
middeleeuwen blijkbaar nooit echt draken hebben bestaan. “Dat kon toch, er zijn
toch ook echt dinosaurussen geweest”, ging ze verder. Toen ik haar wees op het
anachronisme dat mensen en dinosauriërs nooit samenleefden, werd haar
verwarring enkel groter. “Hoe komt dan dat we daar foto’s van hebben?” Het
wijst pijnlijk aan hoe groot het probleem is, maar het maakt opnieuw duidelijk
hoe broodnodig die dappere geschiedenisleerkrachten zijn. Quod erat
demonstrandum.