vrijdag 25 januari 2013

Pedagogen en nieuwsfreaks



“Ach, hij kan altijd nog in het onderwijs.”, verzucht een moeder terwijl ze naar haar zwaar mentaal gehandicapte zoon kijkt. De cartoon van Vlaams publiekslieveling Kamagurka liegt er niet om: het onderwijs zit vol met imbecielen. Aanleiding voor de cartoon zijn de resultaten van het onderzoek van de KHLim naar de algemene kennis van haar studenten in de lerarenopleiding.

Sinds de resultaten bekend zijn, gaat er een golf van verontwaardiging door het Vlaamse medialandschap. Knack publiceert de test onder de kop: “Weet jij meer dan een leerkracht?”. De Standaard lijst de grootste examenbloopers van de studenten op onder de hoofding: “Wat weten toekomstige leerkrachten?”. Opiniemakers zijn er als de kippen bij om via alle sociale media hun ongeloof en verontwaardiging zo scherp mogelijk te verwoorden. “Onder leerkrachten: ‘Die Cameron, stond die nu offside of niet?’”, tweet VRT-journalist Nina Verhaege. Allemaal lekker lachen met de domme leerkrachten.

Na ondertussen meer dan twaalf jaar zelf voor de klas te hebben gestaan, voel ik me door deze berichtgeving ontzettend aangesproken. Iedereen heeft het namelijk over de bedroevende algemene kennis van de Vlaamse leerkrachten, terwijl de test toch werd afgenomen bij studenten. Of het studenten uit een lerarenopleiding betreft is zelfs van secundair belang. De problematiek van de dalende politieke, historische en geografische interesse is een wijdverspreid fenomeen. Niemand maalt er blijkbaar om, dat pakweg de studenten burgerlijk ingenieur, de bruggenbouwers van morgen, weten wanneer de Beeldenstorm plaatsvond of welke landen tot de Schengenzone behoren. “Ja, maar de aspirant-leerkrachten zijn de mensen die onze kinderen zullen onderwijzen. Hoe gaan ze dat doen als ze Kroatië zelf niet eens kunnen aanduiden op de kaart?”; hoor ik u al denken. Wel laten we even opnieuw naar de cijfers kijken. De test is afgenomen bij respondenten die voor het grootste gedeelte in het eerste jaar van hun opleiding zitten. Van het totale publiek wordt nu beweerd, en sta me toe dat ik de cijfers wat afrond, dat van ongeveer 30% van de studenten het resultaat beschamend is. De optelsom lijkt me dan ook makkelijk gemaakt. De respondenten die zo zwak scoren zijn waarschijnlijk dezelfde studenten die de lerarenopleiding niet succesvol zullen doorlopen en een heroriëntering van hun schoolloopbaan mogen voorbereiden. De studenten die wel goed scoren worden niet als aparte, goed opgeleide groep  genoemd, maar krijgen het stempel ‘nieuwsfreaks’ en worden zo als uitzondering geklasseerd.

Uiteraard legt dit een aantal andere problemen onder het licht. De instroom van de studenten wordt door dag- en weekbladen vermeld alsof het reeds allemaal gediplomeerden zijn. Deze test is veel relevanter als ze zou worden afgenomen na de diploma-uitreiking van de laatstejaars. En het is net die instroom die volgens ingewijden een van de belangrijkste oorzaken is voor het probleem. De democratisering van het onderwijs heeft er voor gezorgd dat leerlingen uit ASO, TSO en BSO nu doorstromen naar de professionele bachelors in het hoger onderwijs. Deze onvoorbereide massa haalt daarmee het niveau van de opleiding zogenaamd naar beneden. Studenten die niet sterk genoeg zijn voor een studie zouden nochtans logischerwijs moeten afzwaaien na het eerste jaar, maar zo werkt het Vlaamse onderwijs niet. Onderwijsinstellingen worden gesubsidieerd op hun aantallen (kwantiteit) en niet op hun eindtermen (kwaliteit). De instellingen die de meeste studenten kunnen aantrekken en vasthouden voor een zo lang mogelijke periode, krijgen m.a.w. de meeste centen. Gevolg is dat docenten met heimwee terugkijken naar de tijd dat ze studenten nog ‘mochten buizen’.
Bovendien gaan er nu stemmen op om de lerarenopleiding van een professionele bachelor (3 jaar) te hervormen naar een masterdiploma (4 jaar), om de leerkrachten van morgen voldoende sterk voor te bereiden op hun taak. Het ‘Finse model’ wordt uit de koelkast gehaald, waar van kleuteronderwijs tot hogeschool, enkel masters voor de klas staan. De kleuters en kleine kinderen  worden onderwezen door pedagogen, en vanaf het middelbaar staat een leger vakacademici klaar om hun kennis over te dragen. Toch ligt het probleem volgens mij niet bij onze klassieke ‘regentaatsopleiding’. De didactische meerwaarde die deze studenten hebben t.o.v. hun academische collega’s is van onschatbare waarde bij het jonge publiek dat zij onderwijzen, in hun bovendien drukkere lessenroosters en met zwaardere planlast dan hun beter betaalde licenciaat-collega’s. Maar dat is een debat wat nu niet terzake doet.

Het probleem stelt zich breder dan enkel in de lerarenopleiding en begint ook al veel eerder. Terecht werd daarom met een vragende blik naar het secundair onderwijs gekeken. En de tendens is inderdaad ook al hier voelbaar. Als leerkracht geschiedenis en cultuurwetenschappen word ik dagelijks geconfronteerd met de inertie van onze nieuwe generaties inzake politieke en historische voorkennis. De aanzet van het onderzoek komt uit een zeer terechte bezorgdheid. Onze jongeren lijken inderdaad voornamelijk ingesteld op het realiseren van hun zelfopgelegde sociale doelen. De boutade “Kennis is Macht” is al lang vervangen door de numerieke sterkte van je sociale netwerk. De leiders van vandaag zijn zij die de meeste facebookvriendjes hebben of zij die dagelijks moeiteloos de sms-limiet halen die door hun operatoren wordt vooropgesteld. Wat kan hen de voorzitter van de Europese Raad immers schelen als het nieuws van de dag beheerst wordt door het feit dat Justin Bieber nu officieel meer followers heeft dan Lady Gaga. Hun sociaal engagement wordt niet afgemeten in hun betrokkenheid bij NGO’s of bij syndicaten, maar door de mate waarin ze gespreksonderwerp zijn op de vele fora die hen omringen. Het internet is voor hen nog te complex om als bron van algemene kennis te dienen. Reden genoeg om ons bezorgd te maken.
Minister Smet liet niet na om zijn verontrusting te bestempelen als de ‘veramerikanisering’ van onze jeugd. Naar voorbeeld van de wereldvreemdheid van de VS-residenten, waarover hij gedocumenteerd was door de New York Times, herkent de minister de toenemende apathie bij de jeugd. Maar als dat het geval is, ligt het probleem bij onze hele samenleving die zich als een passieve speler laat inkleuren door de culturele imperialisten van de overzijde van de Atlantische oceaan.  (Zo weet iedereen opnieuw waar deze zich precies bevindt.) Werk aan de winkel voor onze scholen om het tij te keren. Mieke Van Hecke wordt als gast uitgenodigd in allerhande discussie- en duidingsprogramma’s om haar erf te komen verdedigen. Maar het onderwijs gaat niet vrijuit. Sinds jaren krijgen leerkrachten de boodschap om het gewicht van hun opvoeding te verschuiven van kennisoverdracht naar vaardighedenonderwijs. Feitenkennis en reproductie moeten worden vervangen door attitudes en permanente evaluatie. Leerlingen mogen niet meer worden gedrild. Met name het taalonderwijs lijdt onder deze ‘nieuwe stijl’. Leerlingen beginnen hun secundaire schoolloopbaan zonder de minste voorkennis aan grammatica en spelling, maar zijn ervaren ‘hoekenwerkers’ en ‘leercontractleerlingen’. Taal mag enkel ‘geïntegreerd’ worden aangebracht. De klassieke driloefening van spelling en zinsontleding, de gevreesde dictees, … ze zijn nu allemaal uit den boze. Ook de andere algemene vakken worden aangespoord om de leerlingen veeleer onderzoekscompetenties bij te brengen dan hen feitenkennis te laten instuderen. En de doorlichtingsverslagen zijn onverbiddelijk. Percentages productevaluatie moeten naar beneden, projectmatig onderwijs moet naar boven. De school krijgt geen andere keuze dan te conformeren. 

Het jaar nadat ze zijn afgestudeerd krijgen de leerlingen een test ‘Algemene kennis’ voorgeschoteld, en iedereen is verbaasd dat ze zwak scoren. Wij alvast niet. Het onderwijs is de belangrijkste pijler van de samenleving en wordt als sociaal model steeds opnieuw voor nieuwe uitdagingen gesteld. Inclusief onderwijs, de ‘brede school’, gelijke onderwijskansendecreet, … steeds opnieuw wordt de omkadering versterkt om een zo breed mogelijk publiek op te vangen en quota te halen; steeds opnieuw gaat dit ten koste van traditionele uren zuivere kennisoverdracht. Parlementsleden als mevrouw Meuleman springen steeds op de barricade voor meer ‘binnenklasdifferentiatie’; een utopie voor elke klasgroep die meer dan tien leerlingen telt.  De school is geen opleidingsinstituut maar een opvoedingsinstituut geworden. En dat brengt ons bij de volgende vraag:

Waarom heeft niemand het over de rol van de ouders als het aankomt op het bijbrengen van algemene kennis en burgerzin?  Misschien had niet iedereen de vader die zijn kroost voor de televisie kwam uithalen om hen buiten de verschillende sterrenbeelden te laten bekijken en de primetime televisie steevast afstemde op oude documentaires over W.O.II (1939-1945, voor degenen die twijfelden). Maar de culturele sector biedt vandaag meer dan ooit programma’s, exposities en voorstellingen aan die zijn afgestemd op kinderen. Democratisch en laagdrempelig. Het elitaire cultuuraanbod is ondertussen vervangen door een popvariant waarbij musea als dat van grootmeesters als Rene Magritte zelfs voor de allerkleinsten een boeiende daguitstap opleveren. Nog steeds vinden kinderen het leuk om de 225 treden van de leeuw van Waterloo te beklimmen, om met de lift naar de bovenste bol van het atomium te zoeven of naar de indrukwekkende skeletten van dinosauriërs te staren. Het lijkt vaak vergane glorie van monumenten van vervlogen tijden, maar begrippen als Napoleon of Expo ’58, zijn op deze manier voor eeuwig verankerd. 

Ik heb er een decennium als leerkracht opzitten en vind nog steeds dat we een van de meest nobele beroepen uitoefenen. Spijtig genoeg was het voor de media de afgelopen weken veel makkelijker om ‘de leerkracht’ als stereotype een nieuwe inferieure kwaliteit toe te dichten. Villa Politica, Terzake, ReyersLaat, De Kruitfabriek, Knack, De Standaard,… jumping on the bandwagon. Ten onrechte. Vervang in alle krantenkoppen en artikels het woord ‘leerkracht’ door het woord ‘student’, en dan is het debat objectiever te voeren. Met ‘leerkrachten’ worden alle hardwerkende opvoeders en onderwijzers in Vlaanderen over dezelfde kam geschoren:  masters en bachelors gelijk, ongeacht hun IQ, ongeacht hun opleiding, ongeacht hun opvoeding en ongeacht de moeite die zij dagelijks nemen om begeesterd hun vakkennis door te geven.
Ik raakte dit jaar in een bizarre discussie met een 15-jarige leerling, die wat teleurgesteld leek omdat er in de middeleeuwen blijkbaar nooit echt draken hebben bestaan. “Dat kon toch, er zijn toch ook echt dinosaurussen geweest”, ging ze verder. Toen ik haar wees op het anachronisme dat mensen en dinosauriërs nooit samenleefden, werd haar verwarring enkel groter. “Hoe komt dan dat we daar foto’s van hebben?” Het wijst pijnlijk aan hoe groot het probleem is, maar het maakt opnieuw duidelijk hoe broodnodig die dappere geschiedenisleerkrachten zijn. Quod erat demonstrandum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten