Als
we het verdwalen in begoocheld dromen met waarheid moeten bekopen,
laat het dan niet om het vergankelijk verlopen van genegenheid zijn, het hopen.
Verhaast verleerden wij de liefde, te vroeg, mismeesterd door
onberadenheid van jeugd.
Thans enkel in eeuwigheid van schoonheid, wist Keats, bekomt men eeuwigheid in deugd.
Wat een weg we gaan, deze dagen voelen lang, belast onder oneindig hervattend
verdriet:
“Ze gaat heus niet opnieuw weg. Niet opnieuw. Deze keer niet. Deze keer niet …”
Dwalend om rust onder de wakende maan, zoekend in schimmen te mogen verzinken,
er is geen tijdloze dag zonder tijdloze nacht waarin Endymions treurzang zal klinken:
“Selene, nachtelijke reisgezel, in mijn rustende armen ontvang ik jou:
in duister telkens mijn vuur, mijn beproeving telkens bij dauw.
Nu, in onbeduidende ochtendlucht omheen mijn lippen, begint het mij te dagen;
ik kan van het minnen geen nieuw afscheid meer verdragen.
Dus dompel mij in eeuwig slapen, verlos mij van volgend ontwaken,
dit volstaat: sluimeren en weten; haar lippen die opnieuw de mijne zullen
raken.”
donderdag 30 maart 2023
Endymion
Labels:
endymion,
gedicht,
keats,
liefdesverdriet,
mythologie,
poëzie,
sonnet