Mijn zilver-glinsterende bron, mijn hemelsblauwe schittering,
jij zou mijn alles zijn, zoals ik de herfstzon op de branding van jouw oceaan.
Anders niets. Anders niets. Ik wou geen weet van zijn bestaan.
Niets anders. Geen armen die jou grepen, of hoe ik, drenkeling,
beginnen moest jou te ont-houden, hoe ik vluchtte, ver van je
heen,
opnieuw ontwaken moest; jij in mij achtergebleven,
omdat ik jou het mijne, jij mij nooit jouw leven had gegeven.
Anders niets. Bedrieg de droom niet langer, wij hadden anders niets gemeen.
Nu vervloek jij de tijd omdat het je niet lukt te ontsnappen aan de gedachte,
dat jij ons beroofde, verdoofde en hoe jij onze harten verdoemde.
Je probeert je te verbergen, maar mijn woorden spoken door je nachten,
Voorgoed gevangen. Jij en ik. Geketend. Levend in jouw vergissing.
Mijn zilver-glinsterende bron, mijn hemelsblauwe schittering.
(Silver Springs, Stevie Nicks, 1977)