Wat je ook beweert;
je verlaat me vaker dan je wederkeert.
Het lege ochtendbed is weerom kil, koud,
het voelt vertrouwd,
mijn onbeslapen fluisterhelft toont me weer
wat jij verkiest.
Dat jij niet ziet wat jouw hese harde stem
in mij bevriest?
Wij zijn al lang de pijn voorbij,
maar dit laatste raadsel
verwondert mij:
dat ik je nooit kon leren hoe
milde woorden mij omarmen, verwarmen,
troosten als een donzen deken,
dat zelfs onze handen
als zij elkaar zoeken,
zich steeds lijken te verspreken.