Er
waait een zachte westenwind langsheen
het heiligdom van bloemen waar zij staat.
Zephyros streelt haar marmeren gelaat,
omsluit haar in zijn armen, weet meteen:
dat
zij in renaissancekleuren droomt
en regenbogen lentebloesems strooit
waarmee ze naadloos Venus’ mantel tooit.
Waar Flora ademt, is waar liefde stroomt.
Lief
kind, nu breng jij ons de lente vroeg.
Je breekt de witte winterkoude op.
De lange maanden die mijn schoot jou droeg,
ze
waaien weg nu ik jou zacht instop.
Je hebt je bloemenfeesten voor de boeg,
en kijk, de wilgenroosjes staan in knop.
(naamgedicht voor Flora, °20/12/22, dochtertje van Eva en Michiel.)