Ik herlees mijn nieuwjaarsbrief van vorig jaar, voor ik me aan het witte blad zet. Hier aan mijn vaste tafel in mijn vaste uitwijkplek waar ik bij het binnen komen zonder er om te moeten vragen ook mijn vaste drankjescombinatie krijg klaar gezet. Mijn brief van vorig jaar zat vol mijmeren over tijd en liefde. Gevoed door de denkers van vroeger en de dromen voor later. Het dwingt mij om de terugblik van dit afgelopen jaar af te wegen tegen de boutades die mijn voornemens van toen nu lijken. De tijd leek dit jaar al even onvangbaar en liefde lijkt veel van haar naïeve onvoorwaardelijkheid verloren. Maar vrees niet, dit wordt geen klaagzang. Mezelf gewonnen geven aan het defaitisme is een te voor de hand liggende tautologie.
De pijlers van mijn passies hebben dit jaar weer hun draagkracht getoond, misschien nog meer dan ooit. Vorige jaren liet ik mijn huid inkten met mijn tijdloze geloof in romantiek en schoonheid, de kracht van verhalen en taal en alle troost die ze ons brengen. Hoe universeel en eeuwig de lessen zijn die mensen voor ons hebben nagelaten vanuit hun condition humaine, vanuit hun menselijk zijn, vanuit hun dromen en verdriet. Ik vond ze overal rondom mij: in de boeken die ik las, in de muziek die ik beluisterde en in de kunstwerken die ik zag. Het is wat mij betreft het hoogste rendement dat we in de munteenheid ‘tijd’ kunnen valideren. De tijd om stil te staan, om te luisteren naar de stem van de schrijver, te luisteren naar het penseel van de schilder en de stem van de muzikant. Tijd lijkt een genood goed, terwijl ze er onvoorwaardelijk is. We kunnen zelf kiezen waarvoor we onze tijd gebruiken. De grootste sleutel is het woord ‘neen’. Wat heb ik dit jaar veel ‘neen’ gezegd. ‘Neen’ tegen alle dingen waarvoor ik de tijd niet betalen wou. Tegen zo vele dingen uit onze harde wereld: tegen alle extra verwachtingen die als vanzelfsprekend op ons worden afgevuurd op ons werk, op onze overdaad aan media en door mensen rondom ons. We krijgen allemaal onze eigen tijd in uren en dagen en levensjaren. Waarom besteden we de invulling daarvan uit aan anderen? Er is geen groter zelfbeschikking dan je eigen tijd claimen.
Het is een omgekeerd ideaal van elke vorm van mindfulness die ons gebiedt om in het hier en nu te zijn, om ons bewust te zijn van alles in het eigenlijke moment. Leven in het nu. Maar wat een zonde van alle tijd die je kan vluchten in lang geschreven verhalen en daar in verdwalen en zo het hier en nu helemaal verliezen. Even in een andere realiteit zitten. “De verbeelding – ik merk het dezer dagen zo duidelijk – is de eigenlijke plek van de vrijheid”, schrijft Pascal Mercier, in zijn meesterlijke boek ‘Het gewicht van de woorden’. De deuren naar de verbeelding zijn overal waar je kijkt. Als de wereld rondom ons geen troost meer biedt, zijn er ontelbare werelden waarin je helemaal vrij kan verdwalen. Het maakt er ons leven niet minder waardevol op. Plato waarschuwde ons 2400 jaar geleden al: “We offeren onze gezondheid op om geld te verdienen dat we dan uitgeven om ons weer beter te voelen. Het gaat er niet over om het meeste te bezitten, maar om het minst nodig te hebben. We zijn zo ongerust over morgen dat we vandaag vergeten te leven, om op het eind vast te stellen dat we noch vandaag, noch morgen geleefd hebben. We zijn zo druk bezig met te leven alsof we nooit zullen sterven, dat we sterven zonder echt geleefd te hebben.” Het had zo maar een citaat van Dirk De Wachter kunnen zijn geweest.
Het lijkt me dan ook maar logisch dat ik daar het zinvol leven in zie. Leren uit voorbije levens om er nieuwe verhalen mee te creëren voor volgende levens. Mijn prikkels om te zetten in verzen. Al wat mij beroert, fascineert, ontroert, verdriet of vreugde brengt. Het onvatbare vatten en neerschrijven. Of toch proberen. Het leven is tenslotte gewoon onze poging om tijd vorm te geven. De titel van mijn eerste dichtbundel die afgelopen zomer verscheen was niet toevallig “Misschien moet het zo”. Met daarin alle verhalen van de dingen die me het voorgaande jaar hadden geïnspireerd, de mensen die in mijn leven opdoken. Sommigen slechts even als schimmen, anderen om nooit meer uit mijn weefsel te verdwijnen. Het vormgeven en uitbrengen van een dichtbundel is op die manier niets anders dan het verspreiden van mijn poging. Niet belerend, niet moraliserend. Geheel vrijblijvend een venster openen op hoe ik onze wereld zie en wat ik daaruit meen te kunnen leren, voor wie het wil horen. Zonder pretentie, als de kleine jongen op het dorpsplein die tegen een bal aantrapt omdat hij opkijkt naar de goochelaars van het grote toneel die op de posters in zijn kamer staan. Zoals ik met grote honger gulzig lees in de boeken die in mijn boekenkast staan. Wat we kunnen vatten, kunnen we bijhouden, vasthouden. De entropie van het leven hanteerbaar maken. De onberekenbaarheid van onze verlangens leren beheren zonder hen in te tomen. “Elk verlangen is telkens weer een daad van overmoed”, althans zo beweert Jeroen Olyslaegers, zijn personages waarschuwend voor de hybris waaraan al zovelen ten onder gingen. Personages die wanhopig greep proberen krijgen op hun steeds veranderende werkelijkheid.
Het is diezelfde Olyslaegers die in zijn meeslepende roman “Wildevrouw’, Pieter Breughels Dulle Griet laat opdraven als verbeelding van de waanzin van de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw. Ik heb die Dulle dame opgezocht dit jaar, in het Mayer van den Bergh museum in Antwerpen. Ze heeft haar eigen kleine duistere zaal, die in een dreigend rode kleur belicht is. Het is een ruimte waar tijd vertraagt. We hadden het geluk er helemaal alleen te zijn en alle tijd te kunnen nemen. Het meesterschap van Breughel maakt dat je nooit klaar bent met het doek. In elke oogopslag zie je iets nieuws, iets verrassends. In minuscule details die je met de neus naar het doek nodigen, en in de chaos van het totaaltafereel. Ze kan zo in dialoog met Picasso’s Guernica. De waanzin van de oorlog. Actueler dan ooit. Of beter: even actueel als altijd. De fascinatie van de kunstenaar met de donkerste zijde van ons mens-zijn. Het is dezelfde muze die ons dit jaar massaal naar Oppenheimer en Napoleon bracht in de bioscoop. In epische proporties tonen wat de mens in de kleinste hoek van zijn ziel aan duisternis in zich draagt. Vreemd hoe oorlogen uit het verleden grootsheid en heldhaftigheid in hun verhaal verweven, terwijl we vandaag vol afschuw kijken naar hoe die oorlogen er echt uitzien voor de mensen die er mee worden geconfronteerd. We kunnen ons niet permitteren om weg te kijken. Als het verleden ons één ding leerde dan is het dat geschiedenis zich niet laat uitwissen. Ze wordt verhaald, geschilderd of bezongen door de ogen van haar boodschappers. Kijk naar Trevor Noahs Netflixspecial over hoe Europa en Amerika worstelen met dat vraagstuk. Wat zouden we de geschiedenis die ons met schaamte vervuld graag onzichtbaar maken. Standbeelden neerhalen, straat- en pleinnamen wijzigen, collecties in musea censureren. Perceptie is realiteit, wist Machiavelli. Maar we maken er ons evengoed allemaal schuldig aan in onze eigen levens. Seneca vatte het als volgt samen: “Je bent niet wat je zegt te zijn, je bent wat je verbergt.” Een mooie denkoefening voor de voornemens van het volgende jaar. Wat verberg jij nog en waarom? Wat heb je te verliezen? En is het die prijs dan niet altijd waard?
Misschien beseffen we maar al te vaak momenten van geluk nadat ze voorbij zijn. Misschien is het dat wat diezelfde Seneca bedoelde toen hij zei: “Geluk is geen bestemming, maar een schaduw die je volgt.” Hoe zinloos het eeuwig jagen naar geluk als we het pas gewaarworden nadat het in ons spoor opduikt. Welke kleine momenten van geluk hebben we als te vanzelfsprekend beschouwd het afgelopen jaar? De tafels waaraan we hebben gezeten met vrienden en familie, met al het lekkers wat we aten en dronken, het plezier, de verwondering bij het lezen van boeken die we nooit meer vergeten, ‘Het Gewicht van de Woorden’ van Pascal Mercier, de poëzie en odes van Neruda, het kippenvel bij ‘Brieflezend Meisje bij het Raam’ van Vermeer in het Rijksmuseum van Amsterdam en opnieuw bij diens begraafplaats in Delft, de absolute rust voelen in het meezingen met de autoradio vanuit de passagierszetel op die onvergetelijke roadtrip deze zomer met een beste vriend aan het stuur, het mogen voordragen van poëzie in stamcafés en raadzalen, uitgenodigd worden om een stadsgedicht te schrijven, dj’en op cafépleintjes en in Europese diplomatenvenues, onverwachte verrassingstripjes, dwalen in het KMSK, Untold Stories van Peter Lindbergh in Brussel, bladgoud leren leggen, met de jongens gaan dineren, met de jongens op stap gaan, met de jongens naar de film gaan, momenten van literaire inspiratie beleven, filosoferen met uitdagende tafelgenoten, helemaal naar Nederland rijden om Bon Iver live te zien en helemaal verbijsterd terug te komen, je eigen dichtbundel in het uitstalraam van de plaatselijke boekhandels zien liggen, omhelsd worden en anderen omhelzen, papa zijn, dat … elke dag, papa zijn, waarom verder zoeken? Wat een gelukzak ben ik toch.
Helemaal bovenaan, op de eerste plaats in mijn Spotify Wrapped van 2023 zingt Andy Hull van Manchester Orchestra in het bloedmooie ‘I know how to speak’: “You gave it all hope, that all of this is a circle. (…) This is the moment I choose between the hope and the harness.” Kiezen tussen hoop en het harnas. Hoop maakt ons zo kwetsbaar. Het harnas optrekken is vaak zoveel veiliger. Maar we hebben wel telkens opnieuw de keuze. Niemand bezeert zich graag. We hebben allemaal onze eigen geschiedenis waarvan we hoofdstukken willen uitwissen of censureren of verbergen. Maar wat winnen we daarmee? Nog meer te verbergen hebben? Laten we dat maar niet doen. Laten we hopen. Hopen op meer mooie momenten van geluk. Laten we er ons pad mee vullen, zelfs al ligt het uiteindelijk achter ons.
Na twee dagen schrijven, wil ik mijn brief graag eindigen met woorden van een van mijn persoonlijke bakens van wie ik dit jaar het boek ‘Geschiedenis maken’ las. In die mooie parabel schrijft Stephen Fry, profeet van de liefde: “Het herinnerde me slechts aan dat ene punt. Dat simpele punt waar de geschiedenis, in weerwil van haar gewelddadigheid, in weerwil van zichzelf, heen neigt. Nu. Liefde. Dat was het enige wat er was.”