vrijdag 31 januari 2025

Vin

Ik start
ik schrijf
jij stopt
je naakte handen in
de naakte zakken van
je uitgeklede lijf
je wacht
ik weet geen blijf
met al mijn aangeklede woorden
verspreid over de slaapkamervloer
je lacht
ik verroer
geen voet
aan de verzen
of de vinnen op je rug
jij vraagt
kom je nog
en dus kom ik
veel te vlug
jij fluistert
is dit liefde want
als jij mij schrijft
schrijf ik je vast terug.

 

vrijdag 24 januari 2025

Drawing the Landscape

Wit.
De lucht ligt als een besneeuwde akker bovenop het land.
De boer ploegt voren naar de hemel.

In de aarde staat een engel,
blote voeten geworteld in klei,
als een loodlijn,
dwars doorheen de stilte
van een wereld waar geen horizonten zijn.

Ze ontvouwt haar schouders;
haar pasgeboren vleugels tekenen een lichaam
waar een landschap lag.

Zoals zij naar leven reikt,
zo verrijst zij.
Zij overwint en overwintert.
Zij wedijvert niet.

Dit is hoe adem er uit ziet.

 

 

Drawing the Landscape - An Roovers

 

woensdag 1 januari 2025

Het Jaar van Prometheus

Ik veronderstel dat je een nieuwjaarsbrief op twee manieren kan starten; ofwel als een chronologische terugblik op het voorbije jaar, ofwel vol voornemens voor het nieuwe jaar dat staat te beginnen. Wel, sta me toe dat ik jullie eerst meeneem naar donderdag 18 juli 2024, zo rond één uur ’s middags, naar Bath, Somerset, Engeland.

Ik bevind me in de kelders van het Romeinse thermencomplex waar de stad zo bekend om staat. Mijn reisgezellen zijn al verderop gegaan. Zij proeven van het bronwater, zo hoor ik wat later, dat in kleine papieren plooibekertjes wordt uitgedeeld. Ik sta bij de grote kelderpoel op de plaats waar men vroeger, bij deze nog steeds actieve natuurlijke bron, de Keltische godin Sulis aanbad. De Romano-Britten noemden haar later Minerva Sulis, en maakten haar godin van de wijsheid en de zon en schreven haar toe dat zij een vloek over onrecht kon uitspreken en weer opheffen. Zo behield de bron haar mystieke krachten en werd ze het centrum van dit sanatorium. De bodem van de poel glinstert vandaag van muntstukken. Ik kijk naar het geldstuk dat in de palm van mijn rechterhand ligt. Mezelf heel bewust van de stijlbreuk met mijn eigen scepticisme en rationalisme die me altijd ver hebben gehouden van enige en elke vorm van mystiek en/of superstitie. Maar ik besluit die dag om een uitzondering te maken. Het is bovendien niet de eerste en zal ook niet de laatste keer op deze reis zijn dat ik me door de verre geesten van het verleden zal aangesproken voelen, en zonder dat ik het dan al helemaal durf te zien, zal mijn leven flink veranderen in de maanden die zullen volgen. Dus ik sluit mijn ogen, doe mijn verzoek aan Sulis en werp mijn offer in het water.

Als je zegt wat je wenste, komt je wens niet uit. Dat heb ik altijd geleerd. Dus ik zal haar niet herhalen. De cynicus in mij is altijd al in gevecht geweest met de hopeloze romanticus in datzelfde hoofd die met stemmen uit verre verledens dweept, en voor wie mijn offer aan Minerva Sulis als 100% oprecht mag worden gezien. Ik was deze zomer op roadtrip doorheen Engeland, met mijn favoriete collega-romantici, en heb mezelf meer dan eens betrapt op momenten waarin dat verleden aanwezig was; zichtbaar, voelbaar en tastbaar was. Beklim de heuvel bij Uffington in Oxfordshire, tot bij de diepgegroefde felwitte kalklijnen die dat monumentale paard van meer dan 100 meter in het landschap tekenen en zeg me dat jij niet voelt hoe 3000 jaar verbondenheid en verwondering uit dat landschap spreken en hoe alles wat wij vandaag cultureel zo waardevol achten daar een les in nederigheid krijgt geleerd. Zelfs de megalieten van Stonehenge, die zich aankondigden als een tourist-trap, als een pretparkbeleving, blijken, eenmaal je er voor staat, moeiteloos de vloek van het consumentisme van zich af te weren. In al het geweld van de af- en aanrijdende bussen blijkt hun sereniteit sterker. Hun statigheid werpt moeiteloos een lange schaduw over het te grote souvenir-bezoekerscentrum. Hun zwijgend raadsel klinkt zo veel luider dan de autostrade die op amper 100 meter voorbijsnelt. De grenzeloze kracht van het tastbare verleden. 

 

Minerva Sulis (Bath) - Uffington White Horse - Stonehenge (Salisbury)
 

En dat is mijn boodschap en voornemen voor de nabije toekomst. Laten we geschiedenis maken. Wat voor zin heeft het nog om te proberen om het leven naar hedendaagse normen te blijven consumeren? Om nog meer vakanties te plannen, om een nog groter tv-scherm te kopen, om nog meer invloed op virtuele digitale media na te streven? Eenmaal toegegeven aan die honger, raak je onmogelijk ooit nog voldoende gevoed. Het aanbod is te groot, het tempo ligt te hoog. Het moet steeds meer, steeds grootser en steeds sneller. Ondertussen zijn we vergeten: alles wat wint aan tijd, verliest aan kwaliteit. En wie heeft er vandaag nog tijd? Er werd even gedubbelcheckt op het werk toen ik onlangs zei dat ik minder uren zou opnemen, gewoon omdat ik meer ‘tijd’ wou hebben. Na de geruststelling dat de ingreep op het financiële aspect haast niet voelbaar zal zijn, bleef de initiële reactie steeds “Maar, waarom?”.

Wel … zo maar. Omdat het kan. Gewoon vertragen. Geen grote projecten die klaar moeten. Geen nieuw bijberoep dat moet worden uitgebouwd. Geen nieuwe hobby die om aandacht schreeuwt. Gewoon meer tijd nemen voor mijn kinderen, voor mijn partner, voor mezelf. Tijd om bewuster te leven. Om te vertragen. Om te dromen. Die tijd moet je niet maken. Tijd bestaat al. Je moet haar willen nemen. Het heeft mij een hartinval gekost om het opnieuw ten volle te beseffen. Geen medische cardio-crisis, maar een ongewapend offensief van vuur, authenticiteit en onverklaarbare verbondenheid, dat karton maakte van de barricade waarachter ik jarenlang schuilging, dat een einde maakte aan de retirade in het voortdurend razen doorheen de kunstmatig veel te druk ingevulde dagen, weken en maanden. Hoe meer je hebt om voor te leven, hoe langzamer de tijd mag gaan.

Het is in die vertraging, in die verstilling, dat connecties voor het rapen liggen; met mensen, met plaatsen, met momenten: in het lezen van boeken bij het haardvuur, in het bewonderen van kunstwerken in museumruimtes, in het dansen op muziek op stadspleinen, in het lezen van gedichten in gezellige cafés, in het onuitputtelijke kinderplezier op het sportveld, in de luide lachkrampen onder vrienden, in de begeesterende verhalen rond grote gezellige eettafels, … Dus laten we niet toegeven aan de constante roep om net die dingen te herleiden tot een wedstrijd  van  consumptiemomenten en instagramtijdelijkheid. En hoewel ik me zelf ook al te vaak schuldig maak aan het digitaal willen bijhouden en vertellen van al die kleine verhalen, merk ik eindelijk opnieuw ook vaker de veel zachtere stem die me aanmoedigt om meer te be-leven en minder te ver-leven.

In het Ashmolean museum in Oxford hangt een laat 19de-eeuws romantisch schilderij van Briton Riviere, Prometheus, dat de gekwelde titaan geketend aan de rotsen toont, met de onheilspellende adelaar over zijn schouder, wachtend, op de rotsen van de Kaukasus. Ik heb van hem mijn totem gemaakt het afgelopen jaar. Overal waar ik keek, leek hij op te duiken: in de genese-mythologie die mijn lief onderzoekt, in reisplannen die ik droom, in Patti Smiths Jim Morrison-droom in Just Kids, duister en groots in zaal 2 van Museum M in Leuven, als protagonist in Kaos op Netflix, … Prometheus was alomtegenwoordig. Van oudsher is hij een duaal figuur die kunstenaars uit alle disciplines inspireerde. Volgens de oude Grieken schonk Prometheus ons, mensen, het vuur om cultuur en vooruitgang te creëren. Hij stal het vuur uit de smidse van de goden, waartoe hem toegang was verleend door Athena, godin van de wijsheid. Hij bracht het, in een gedroogde venkelstengel, naar de mensen, wetend dat het hen ook ambachten en wijsheid zou brengen. Berustend in het lot dat hem zou wachten. Het was de eerste periode van verlichting die de mens doormaakte, de ontvoogding, de opkomst van de scheppende mens. Prometheus was onze eerste leerkracht.

Hij wordt vaak gespiegeld aan die andere gestrafte engel uit de geschiedenis, de ‘Lichtmaker’, de vuurdrager, LuciFer. Zij werden allebei symbool van het kwade, van ongehoorzaamheid en verbanning, omdat zij de goden bevreesd maakten voor hun eigen eindigheid. Tegelijk werden zij vereeuwigd  in symbolen van Licht en Vuur, elementen die onlosmakelijk verbonden zijn aan ons menszijn en onze eerste vormen van beschaving en handigheid. In mijn ogen verdienen ze in hun meest originele vorm met hoogdringendheid een herwaardering. Misschien is het nu wel tijd dat we de wil van de moderne dwingelanden, idolen en goden niet langer als dogma’s ondergaan, maar dat we met veel dankbaarheid de lichtdragers in ons leven omarmen. In welke vorm ze zich aan ons ook tonen. De punten van licht, vurigheid,  warmte en inzicht, de leraars, de bevrijders, … die zich tegen conventies en verwachtingen in, tegen de dreiging van een extrinsiek opgelegd lot, over ons ontfermen. Het jaar van Prometheus.

 

Prometheus (Briton Rivière, 1889) - Le génie du mal (Guillaume Geefs, 1848)
 

In de Sint-Pauluskathedraal in Luik aan de achterzijde van de preekstoel zit “Le Genie du Mal”, een ontroerend sculptuur van Guillaume Geefs dat de reis er naartoe helemaal waard is. Hij maakte de beeltenis nadat het beeldhouwwerk “L’Ange du Mal” van zijn broer Joseph als ‘te sensueel’ geweigerd werd door de kerkautoriteiten. Omarmd door de gebogen houten trappen naar de kansel zit onze ‘Geest van het Kwade’ gebroken aan de verborgen kant van de preekstoel. Daar geplaatst zodat de priester bij elke preek opnieuw het Kwade met voeten kon treden en symbolisch het Kwade oversteeg. Onze gevallen engel huilt. Zijn manshoge vleermuisvleugels schermen hem af. In zijn handen houdt hij een gebroken scepter en gevallen kroon, spotvoorwerpen zoals ze ook aan Christus werden overhandigd na zijn marteling. Hij is, verrassing, bij de enkel geketend aan de rots waarop hij zit. Het beeld ontroert. Er zit een gevoeligheid en verdriet in dat we enkel bij de romantische perceptie van de gevallen Lucifer kunnen rijmen. Het neigt me om hem te willen losmaken. We zijn het hen verschuldigd. Laat ons de bevrijders bevrijden. Laat ons zelf ook uit onze ketenen breken. De aan ons opgelegde goden en hun bijhorende dreigement van een aan ons ontnomen lot verwerpen. Laat ons het vuur brengen naar de mensen en gemeenschap die ons omringen, en uit dat grote hernieuwende vuur, als feniksen herboren worden. We zijn elkaar bij gebrek aan licht uit het oog verloren. Laten we in het komende jaar ons Prometheïsche vuur opnieuw gebruiken om te creëren, om te inspireren, om banden te smeden.

Doe het letterlijk in haard- en kampvuren waarrond mensen zich kunnen scharen. Doe het metaforisch in de verhalen die je vertelt, de taal die je hanteert en de woorden die je kiest te gebruiken. Soms volstaat het om een kleine genster aan te reiken, kijk naar Prometheus. Volgens diezelfde alwetende Griekse verhalen, werden onze woorden en onze taal ons gegeven door Mnemosyne, de Titanide en tante van Prometheus, zodat we onze herinneringen, verhalen en kennis  konden vasthouden. Zij is de moeder van de muzen, beschermgodinnen van de kunsten en geschiedenis. Mnemosyne schonk ons taal en kunst en verbond die elementen voor eeuwig.

In zijn essay “The First Man was an Artist” (1947) schrijft Barnett Newman niet toevallig:

“Er bestaat geen twijfel dat de eerste mens een kunstenaar was. De eerste uitdrukking van de mens was net als zijn eerste droom esthetisch. Spraak was meer een poëtische schreeuw dan een vraag om communicatie. De oermens die zijn medeklinkers uitschreeuwde, deed dat in kreten van ontzag en woede om zijn tragische situatie, om zijn eigen zelfbesef en om zijn eigen hulpeloosheid tegen de leegte. Het menselijke in de taal is literatuur, niet communicatie. De eerste schreeuw van de mens was een lied.”

Ontsteek het vuur. Zing het lied.