Er duiken nieuwe geluiden door mijn huis.
De voordeur
herademt en omarmt
een nieuwe sleutel naar de kluis.
In de zetel snerpt zwenkend papier
van gedrukte mensen die ik niet ken.
Mijn voet pikt in op percussie
van potten en pannen op het fornuis,
terwijl
ik niet eens in de keuken ben.
En het is niet op mijn verzoek, maar
mijn piano
leert Grant Lee Buffalo spelen en
tot in de slaapkamer klinkt het delen,
in zoemen
van koffie en ploeteren van thee.
Het regent melodietjes in de hoek van
de badkamer,
en in de wasmachine dansen kleren, die
niet de mijne zijn,
dartel rondjes mee.
Luister, er klinkt verse vrolijkheid
van bij
de oude tafel op het terras,
waarop flessen gevuld met kaarslicht
waken.
De trap wentelt mij gierend als een
schommelschip.
Er galmen warme woorden over de daken,
dezelfde stem die slaapzacht
fluistert
als ik het nachtlicht
zachtjes
uit
knip.