donderdag 25 juli 2024

Feniks

Haar ogen van helderblauw engelendauw,
glinsteren als het zonlicht van Heliopolis,
eeuwenoud,
op Nijlwater
dat ontspringt uit een bron van oneindig goud.

Ik ontvouw,

als vleugels van gloeiend gulden gensters,
vanuit het nardus en balsemhout

van vijfhonderd jaar verleden dat in

donkere assen, als uit een

pottenbakkersoven, kleur

aan de lijn op mijn arm zal geven.

 

Er is leven en herleven,

als een opgaande zon,
in jouw ogenblik, waar onze vingers zich verweven.

woensdag 24 juli 2024

Gangsters

Kan jij de zee al zien?
We staan tenslotte allemaal in dezelfde file,
uren turend,
in de spiegels van hen die ons zijn voorafgegaan.
Start stop.
Start stop.
Voetje voor voetje
bij ons verleden vandaan.

Wind waait altijd van het water weg, en

rijgt zich door haar ochtendblonde haren.

Ik maakte haar een madeliefjeskroon
van wuivend, stuivend bermgras.

Er is daar alleen maar horizon, zucht zij, waarachter

mensen dromen komen zoeken. Laat ons keren,

wij overwonnen al wat onbereikbaar was.

 

Soms moet je van dat hardasfalten leven weg,

naar waar in zomerlucht warme lijnen zwermen.

Ik nood geen vlucht-, noch zucht- of pechstrook meer.

Hier zet ik mijn aanhangwagen

en iedereen die er bovenop ging zitten,

neer.

 

Breng mij nooit naar zee.

Wij twee.

Gangsters met kamillethee.

Geef me je hand. Adem.

Leef met mij mee.

maandag 22 juli 2024

Schilder

Ik teken in onzichtbaar zachte houtskool langsheen
de welving van haar lichaam, langs
het teder en tijdloos deinen van de lijnen van haar borst,
van haar hals, in wals, over haar fluweel en de
achterzijde van haar been.

Het zonlicht, dat zich langs de luiken vleit,

omdat het mij benijdt,

volgt mijn vingertoppen met zijn breekbaar licht,

lokt de ochtend naar je aangezicht.

 

“Schilder mij met al je woorden.” ontwaakt je liefde.

Ik zoen je nachtblonde haren om ze

omheen je lieflijke gelaat te leggen.

 

“Mijn lief, Ik zie je graag,”

Ze glimlacht. De dag begint.

“Dat wou ik ook net zeggen.”

maandag 1 juli 2024

Woordenloos

Er staat een tafel van vele jaren stilte
tussen wie ik ben en wie jij was,
waaraan wij als een tweekoppig verhaal vergeten woorden zoeken,
intiem tussen theaterdoeken.

Dit witte schouwspellicht
maakt jouw schim nog lichter
in de kale ruimte van mijn gisteren,
maar met elke traan kom jij weer dichter.

Telkens ik nu op de bühne sta,
ben jij, toeschouwer, toch mijn toneel.
Zolang je niets zegt, zeg je ook geen woord teveel.
Ik spreek je niet aan.
Ik heb je neergeschreven.
Jij bent voortaan mijn eigen taal, mijn woordenloze liefde, 
verspreid doorheen de catalogus van mijn leven.