Ik teken in onzichtbaar
zachte houtskool langsheen
de welving van haar lichaam, langs
het teder en tijdloos deinen van de
lijnen van haar borst,
van haar hals, in wals, over haar
fluweel en de
achterzijde van haar been.
Het zonlicht, dat zich langs de luiken vleit,
omdat het mij benijdt,
volgt mijn vingertoppen met zijn breekbaar licht,
lokt de ochtend naar je aangezicht.
“Schilder mij met al je woorden.” ontwaakt je liefde.
Ik zoen je nachtblonde haren om ze
omheen je lieflijke gelaat te leggen.
“Mijn lief, Ik zie je graag,”
Ze glimlacht. De dag begint.
“Dat wou ik ook net zeggen.”