Er staat een
tafel van vele jaren stilte
tussen wie ik ben en wie jij was,
waaraan wij als een tweekoppig verhaal
vergeten woorden zoeken,
intiem tussen theaterdoeken.
Dit witte schouwspellicht
maakt jouw schim nog lichter
in de kale ruimte van mijn gisteren,
maar met elke traan kom jij weer dichter.
Telkens ik nu op de bühne sta,
ben jij, toeschouwer, toch mijn toneel.
Zolang je niets zegt, zeg je ook geen
woord teveel.
Ik spreek je niet aan.
Ik heb je neergeschreven.
Jij bent voortaan mijn eigen taal, mijn woordenloze liefde,
verspreid doorheen de catalogus van
mijn leven.