Haar ogen van helderblauw
engelendauw,
glinsteren als het zonlicht van
Heliopolis,
eeuwenoud,
op Nijlwater
dat ontspringt uit een bron van
oneindig goud.
Ik ontvouw,
als vleugels van gloeiend gulden gensters,
vanuit het nardus en balsemhout
van vijfhonderd jaar verleden dat in
donkere assen, als uit een
pottenbakkersoven, kleur
aan de lijn op mijn arm zal geven.
Er is leven en herleven,
als een opgaande zon,
in jouw ogenblik, waar onze vingers zich verweven.