Kan jij de zee al
zien?
We staan tenslotte allemaal in dezelfde file,
uren turend,
in de spiegels van hen die
ons zijn voorafgegaan.
Start stop.
Start stop.
Voetje voor voetje
bij ons verleden
vandaan.
Wind waait altijd van het water weg, en
rijgt zich door haar ochtendblonde haren.
Ik maakte haar een madeliefjeskroon
van wuivend, stuivend bermgras.
Er is daar alleen maar horizon, zucht zij, waarachter
mensen dromen komen zoeken. Laat ons keren,
wij overwonnen al wat onbereikbaar was.
Soms moet je van dat hardasfalten leven weg,
naar waar in zomerlucht warme lijnen zwermen.
Ik nood geen vlucht-, noch zucht- of pechstrook meer.
Hier zet ik mijn aanhangwagen
en iedereen die er bovenop ging zitten,
neer.
Breng mij nooit naar zee.
Wij twee.
Gangsters met kamillethee.
Geef me je hand. Adem.
Leef met mij mee.