zondag 17 november 2024

Tegendraads

Wat vind je van dit idee?

Laten wij in het schaapachtig kwartier dat ik hier verliezen zal
onder dit bladerdeken en een handvol woorden

in mijn rantsoen, binnen waaien.

Geloven in de zon, met de wind mee

draaien en grijze lucht tot wollen warmte maken. De herfst is

een tegendraads seizoen

Maar voor ik verdwaal: neem je jas, neem je sjaal.
Wandel even mee in deze hypothese:

Niets is waarlijk geschreven totdat jij het hebt gelezen         

 

Het is maar een gedachte maar ik dacht te verwachten
dat aangekoekte resten van verkoold gebakken verzen

ook in de gedachte barsten dat zij in jouw nevel
leven moesten keren.

Stekeblind, stotterend op mijn stenen voeten zoeken
want hoe moet je een gevoel dan voelen

als woorden niet zeggen wat woorden bedoelen?

Wel, reken op de regen om het roet

weer weg te spoelen en vertrouw
dat jij jezelf niet langer tegenhoudt:

het is nooit de rivier die de dam heeft gebouwd.

 

Zo ook met het stromen van dat zondig zomerlicht

dat op dit ogenblik buiten weer verdwijnt.

Neem mijn pen, kleur alle kieren van je twijfel dicht,

bedenk: waarom zou ik over schaduw spreken

terwijl er zoveel licht nog op me schijnt.


En kom me hier vinden:

ik zal je bezingen.

Jij bent alleen maar goede dingen

Laten wij hier de seizoenen keren,

want hoe zal de wereld liefde kennen

als wij het hen niet leren.

zondag 27 oktober 2024

Onderbuik

Het winteruur vertraagt de tijd
dus blijven wij in bed.
Haar lieve brein leest Rijneveld.
Zij vertelt wat
hij vertelt als
zij haar thee weg zet.

Ik lees de huid van haar onderbuik
en dan als een bladzijde ,
de welving van haar rug,
de plooi waar haar benen beginnen.
Er begint een zachte winter buiten.
Er begint een zachte winter binnen.

dinsdag 22 oktober 2024

Cursief

Mee met de wind, mijn lief.
Het is herfst en het is dinsdag en
de zon staat cursief op mijn scherm
waarop zij zich met woorden
over mij nu ontfermt.

Ze geeft me vleugels op vleugels op vleugels,
schaatsend in licht als in een Breughels
landschap. Het hart fladdert en ik flaneer
doorheen de vele velden vliegend langs het raam
naast mijn reizend lichaam,
dankbaar op de bank daar
naar de rugzij van mijn trein. 

Gauw
zal ik weer
bij haar
zijn.

vrijdag 18 oktober 2024

Balkon

Zij.

Ze licht de zon
’s ochtends doorheen het gordijn bij ‘t balkon,
koorddanser bovenaan een notenbalk,
over de massa mensen op het lege plein.

Ze glijdt geruisloos buiten
in dezelfde stilte waarin bedevaarten gestorven
en mirakels verrezen zijn. 

Dan sluimert ze
dwars doorheen ‘t gesloten glas,
naar de ingekaderde dag die net buiten bereik
gaan liggen was, daar waar de avond valt
langs de scherven van haar stappen
op de goud gietijzeren lucht.

Ze wijst,
weifelt,
springt,
neemt vlucht.