Er zat geen eind aan hun verhaal
dat zij gestopt was te vertellen,
geen vragen die hij nog kon stellen,
geen publiek meer in de zaal.
Zij was opgestaan, weggegaan, toonde hem haar rug.
Hij aanriep al zijn goden haar te straffen voor haar daden,
ze had hem voor het laatst verraden,
stiekem van zijn bloed gedronken als een hongerige mug.
Ze nodigde hem nochtans opnieuw met vragen in haar ogen
die moesten dammen bouwen voordat er tranen kwamen,
of hij nog dacht aan hen te samen,
misschien was zijn afkeer al vervlogen.
Hij leerde gauw een nieuwe taal,
begon papieren te verbranden,
kwetste zich aan beide handen,
plukte zijn gouden ganzenveren kaal.
Maar haar die brief schrijven, deed hij niet, want tussen
droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren
en de bittere inkt van de laatste jaren
die niet vertellen wat er werkelijk staat.
De postbode viste haar uit zijn bevroren tas
folders en boekjes om liefde te kopen,
rekeningen om eindjes aaneen te knopen
en de stilte van een brief die er niet was.
naar ‘Het Huwelijk’ van Willem Elsschot - (Schrijfatelier 09/11/2023)