Praat met mij,
Erato.
Houd me staande en overeind.
Leer me, voor je weer verdwijnt,
de nieuwe letters van haar nieuwe naam,
leid mij als een baken, naar
het venster waardoor zij haar dichter zoekt
en de weg om
daar te raken.
Verf barstte van
het canvas,
van schilderijen huilend in de regen,
het glas hield mijn al woorden tegen
tot er geen woord meer over was.
Weer zullen wij
dolen doorheen een neveldichte winter.
Weer zullen wij in stil duister verloren stemmen zoeken.
Weer zullen wij niets dan lang bevroren dromen vinden.
Weer zullen wij
bij dageraad vervloeken,
dat wij onsterfelijk
moeten zijn in het weten
dat wij werden
afgesneden,
van wat wij
broos op handen droegen,
van het tijdloze
credo dat ik sprak.
Maar
hoe hou je van het
hart
dat om een ander huilde?
Hoe hou je van het
hart
dat voor een
ander brak?
Praat met mij,
Erato.
Houd me staande en overeind.