Als de verboden zucht,
gun ik me jouw naam, in mijn ademloze ascese,
en zo ben jij er, zoals ik ook een arm heb, om te blijven.
Ik probeer je leugens nog steeds, tevergeefs, te herschrijven en
blijf je bedrog herlezen en herlezen en herlezen.
Blind tastend, als
in mist, naar richting van dit onzichtbaar spoor.
Er is geen stilstaan in het leven, er zijn geen haltes voor deze trein:
wat was is al verdwenen en niemand weet wat nog zal zijn.
Ik zie alleen gebroken harten, maar misschien dienen die wel daarvoor.
Jij hoort bij
mij, zoals krakend onweer bij de lente,
zoals het litteken bij de wonde, zoals berouw pas na de zonde.
Als verlies bij liefde, in geliefden verloren en nooit meer hervonden,
evident als romantiek van lang vergeten filmfragmenten.
Of je ze nu huilt doorheen donkere dagen of onder de helwitte
maan:
in wiens huid kan jij je koortsdromen nog krassen?
Wie een nieuwe ochtend wil, moet eerst zichzelf verrassen;
omheen jouw naakte rug, in een ander bed, kan ik mijn armen niet slaan.
en zo ben jij er, zoals ik ook een arm heb, om te blijven.
Ik probeer je leugens nog steeds, tevergeefs, te herschrijven.
Blijf je bedrog herlezen en herlezen en herlezen.