zondag 9 juni 2024

Slagtanden en Bosbranden

Ik heb niets om handen dan het mijden
van stoepranden, want ik legde, snoodaard,
sneeuwkettingen op mijn stembanden, voor meer weerstand
tegen de kraakpanden waarin wij strijd leverden,
waarin wij woorden wisselden waar het om spande.

Ik heb niets om handen dan het bedaren

van slagtanden en bosbranden, vlijmscherp vlammend

drijf ik schrijvend op mijn vertrouwde draslanden.

 

Want woorden, leerde ik, net als beelden, verlijden,

verglijden en zij liet ze beneden

in de kelder van haar gebeden verblijven en verbleken.

Bij bedtijd gaat zij slapen, in zwart-witfoto’s

uit een verleden, uit tijden lang verstreken.

 

Ze houdt zich vast, nog even, aan wat

ongrijpbaar is gebleken. Niets om handen dan leven

langsheen slagtanden en bosbranden.

Bestaan in twee dimensies is mij minstens twee dimensies te klein.

Wij zullen niet leven alsof

we daartoe veroordeeld zijn.