Hij voelt haar weifelen voorbij zijn gesloten deur,
zij ziet hem dwars doorheen haar spiegelende glas.
Ingeslapen herinneringen huiveren zich los van
een verborgen leven dat eens zichtbaar was, en
nu schemeren ze, schuifelend als nomaden, doorheen hun
bestaan,
langs onbreekbare grenzen van lang verloren dagen,
als zijn ze gehuwd weerszijden onuitspreekbaar verdriet,
geboren uit geloof dat enkel zij, elkaar echt zagen.
Er is geen uitweg uit dit labyrint van lege lakens waarin
zij beiden, als halve mensen, verblijven, - als zij al
ooit bestonden -
invalide en gewond geschapen, bloedend uit hun hart
als uit een open wonde.
Luister, hoor hun zonde:
"Vergroei
met mij," zei ze, "wij zijn toch één.
Ledig mij om jou te vullen."
Ze zong het als een sirene, en ik begaf meteen.
En ik
zei:
"Jij bent mijn sterrenbeeld",
ik zei: "voor altijd" en ik zei: "enkel jij",
ik zei: "Bij jou wil ik blijven."
en daar blijf ik bij.