In winter zit vuur;
in kaarsen, in de
haard,
in het branden
van onze wangen.
Haar voeten liggen
in de woonkamer,
overheen mijn
benen en verlangen,
over mijn
gedachten nog het meest.
Ik vind het mooi
zoals ze geeuwt als ze boeken leest.
Zij heeft bij mij
een hoekje van
het blad omgevouwen
om bij te houden.