Ze verzamelt, van betaalde liefde,
geschenken
waarmee ze zorgvuldig een plekje
bouwt
met net voldoende adem voor nog
net een extra dag, ze weet:
dit slagmetaal is lang geen goud.
Tijd verglijdt.
Haar dove oren horen geen warme
woorden.
Zij kan enkel nog dromen met de
ogen gesloten.
Zij kan enkel nog minnen met een lach
die breekt.
Zij herkent het spiegelgezicht in het raam niet meer,
als ze haar vergulde neonlicht ontsteekt.