Genesteld, ik nog, onder het donzen deken.
De geur, vanachter de keukendeur,
van vers gemalen goed humeur,
van hotelkamers in vakantieweken.
Van mooie ebbenhouten mensenkleur.
Van feestnachten die oneindig leken,
als ochtenden geurig het raam doorbreken.
Van hop-hop-de-berg-op tegen de dagelijkse sleur.
Ik bestudeer mijn ochtendvingertoppen omdat
ik er vaak de krant bij las,
toen jij nog dromend bij me zat.
Bij de tweede slok bedenk ik pas,
hoe snel ik toch vergat,
hoe zoet ons bitterzwart ontwaken was.
(Associatief schrijven bij de geur van koffie - Schrijversatelier 09/02/2023)