Ik hield je hand
als het laatste etmaal van oktober
in het gotische Sint-Jacobskoor
en beneden die versteende sterrenhemel
trokken wij een spoor op
vervlochten wenteltrappen
waar wij elkaar,
daar dansend,
driemaal
voor het eerst
ontmoeten,
driemaal opnieuw
begroeten dat wij
hier wel moeten
verbonden zijn.
Wervelend,
jij ik,
jij ik,
als timide accenten
van een rijzend alexandrijn.
Ik houd je hand
als het laatste etmaal van oktober,
als de pen waarmee ik jou
ontcijfer,
je vang en
je neervlij in een gedicht, lijvig als een boek
van Ilja Leonard Pfeiffer.