zondag 25 mei 2025

Sluis

Vandaag zag ik een dame vechten

tegen alle elementen en een halve kilo zwaartekracht.
Je lacht, maar
weinig houd ik  vast,

(mijn stuur toen ik haar zag)

zoals zij, twee vuisten, aan haar volgeladen winkelkar.

Een stormram, zij,

die een storm temmen kan,
die de zondvloed keren doet,

die de ringweg over moet.

Een welbespaakte fietser duikt op uit de gracht
Zij sluist haar ogen fijn;

die gaat zijn peren zien.
Ze stooft op rozenrode sloffen

Poire Belle Hélène.

maandag 19 mei 2025

Er is geen tijd dan ouder worden

Er woont een oude dichter in de straat,
net om de hoek
als een enjambement, 
in een krakend huis van perkament
waar hij in het midden van zijn week,
in de badkamer bijvoorbeeld,
zoekt hoeveel nieuwe oude woorden hij nog kent.

Doorheen het avondraam debiteert hij
aan toondove marktkramers honderd ongelezen gedichten
met zijn handen op zijn rug
zoals grootouders dat doen, zichzelf vasthouden,
wanneer ze hun kleinkinderen uitwuiven en dan
onzichtbaar terugkeren op hun zondagse passen,
pantoffelzacht, in de stilte van de
aangesneden taart die binnen onaangeroerd nog wacht.

Hij schrijft over het verwelken van bloemen en
over welke mensen hij ruïnes noemt,
vroeger was hij beroemd, hij telt de kelken
waaruit zijn gelauwerde woorden stroomden,
gestrooid voor leeftijdsgenoten,
schreef hen een grafrede die hij zelf niet wou.
Er is geen tijd dan ouder worden.
 

Epiloog

Er vallen stenen in de kerktuin, wanneer ik er
kniediep, mijn rivier delf.
Stoot op de bedding van zijn skelet, zijn
stapstenen staan nog steeds waar hij ze heeft gezet .
Ik waad doorheen zijn verleden:
De rivier heeft geen datum.
De rivier heeft geen schaduw.
De rivier heeft geen reden.