avond
in de krater
van het zondvloedwater
enkel mijn schaduw die
mijn handen vasthoudt
die mijn vingertoppen raakt
het duister van de winter kraakt
aan het raam en in de haard
de druppels zijn te klein
de tranen de rode wijn
hiermee doof je geen vuur
later later
nog een uur en nog een uur
achter het gesloten gordijn
het langzame verdrinken
het al lang verdronken zijn