Ze glinstert, zoals je in oude auto’s glinstert
waar ramen nog met zwengels gaan.
Ze maakt haar rok wat korter.
Hij schuift naar rijvak twee.
De zon valt op zijn hand
valt op haar knie.
Zij is zijn zomer en zij rijdt met hem mee.
Zij overstemt de evidentie van lente en
winter vlindert
om haar heen.
Niemand geeft
adem aan de stilte van het sterven van herfst
als zij, nevel nestelt zich niet bij haar onderdak.
Kijk, zij ving de hele zon daarnet,
gewoon toen ze haar haar opstak.
Zij is zomers erogene zone
zoals zij leeft met alle ramen open.
Zij reizen niet. Zij komen thuis.
De wind zingt met Franse tongval hier,
de tijd is hier
wat slomer.
Zij rijden in hun
rode Renault 4
zoals de letter ‘R’ op het einde
van het woord zomer.